Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 10.1917

DOI Heft:
[Nr. 1]
DOI Artikel:
Mulder, Adolph: Restauratiën in historischen en in zoogenaamden nieuwen stijl
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19806#0026

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Deze restauratie is een mislukking en indien zij is geschied in overeenstemming
met de bedoelingen van de Voormannen, die ons de stellingen van den Bond hebben
bezorgd en genoemde heeren aan deze restauratie hunne sanctie schenken, dan weten wij
ten minste waaraan wij ons bij restauratiën volgens hun recept te houden hebben.

Met een oud gebouw mag men niet experimenteeren.

Onbegrijpelijk is het, dat zoo een restauratie is tot stand kunnen komen. Art. XXV
der stellingen vraagt toezicht van Regeeringswege, Art. XXVII eischt overlegging van eene
volledige opname van het bouwwerk in opmeting en photo en ik voeg hier nog bij
ook van de details. Art. XXVIII vordert opname in teekening en photo van alle

ontdekte bijzonderheden, het bijhouden van een dagboek, enz. Waar zijn al deze photo’s
van vóór en gedurende den bouw, die als overtuigingsstukken voor eene goede restauratie
zouden kunnen dienst doen?

Waarom zijn bij deze restauratie de verschillende stellingen van den Bond niet
opgevolgd, oi gelden deze alleen voor bouwmeesters in historische richting?

Bij elke restauratie, vooral bij die van eenigen omvang, dienen eene photo van

den van pleister ontdanen gevel, de restauratieteekeningen en naderhand de details aan

het Departement van Binnenlandsche Zaken te worden ingezonden, opdat het Departement,
als dit door eene Rijksbijdrage medezeggingskracht heeft verkregen, deze ter goedkeuring
aan den met het toezicht belasten architect kan doorzenden. Kunnen de bouwmeesters

zich niet vereenigen met de inzichten van den adviseur der Regeering, dan dient bij een
hooger lichaam een eindbeslissing mogelijk te zijn. Evenals bij geschillen van gemeenten
onderling een hooger beroep open staat bij de Koningin, evenzoo moet er een lichaam
zijn, waar bouwmeesters, die zich niet kunnen vereenigen met het restauratieplan van den
door de Regeering benoemden architect met het Rijkstoezicht belast, in hoogste instantie
uitspraak kunnen verkrijgen. Een groote commissie, zooals Art. XXIX aangeeft, is overbodig;
hiervoor is geen voldoend werk, maar een kleine commissie van een twee- of drietal
hoogstaande deskundigen, die slechts bijeengeroepen worden zoodra zich een dergelijk
geval voordoet, zou aanbeveling verdienen.1) Waar de bouwmeester zich neerlegt bij de
beslissing van den Regeerings-adviseur blijft de door mij bedoelde commissie thuis.

In het voorgaande heb ik willen aantoonen, dat de restauratiën volgens historischen
lijn, zooals deze door de heeren Jhr. de Stuers en Dr. P. J. H. Cuypers werden betracht,
niet van de slechtste zijn geweest; dat de Voormannen, die ons de stellingen bezorgd
hebben en die hunne wetenschap op de Denkmahlpflege-dagen hebben opgedaan,
»plus royalistes que le roi” zijn, d. w. z. dat zij hier in veel moderner zin willen
optreden dan de Duitsche heeren op de congressen bedoeld hebben. Verder heb ik mijn
oordeel willen uitspreken over de restauratiën in moderne richting, in ’t bijzonder over

1) Een dergelijk geval zou zich — indien hier Dr. P. J. H. Cuypers niet adviseur was — nu
reeds kunnen voordoen. Immers indien de adviseur de uitbetaling der Rijkssubsidie ontraadt, omdat
niet volgens zijn voorschriften is gehandeld en indien de bouwmeesters zich niet neerleggen bij zijn
advies, dan ware een hooger beroep hier noodzakelijk.

14
 
Annotationen