Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 10.1917

DOI Heft:
[Nr. 1]
DOI Artikel:
Enschedé, Jan W.: Modernisatie der klokkenspiel - inrichting gewenscht en in 't belang onze oude speelklokken
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19806#0036

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Het gaat dus om de vraag: behoud van den ouden toestand of verandering,

onverschillig welke, mits zij slechts verbetering is.

Maar reeds dadelijk doet zich, als wij ons aan de beantwoording zetten, een
nieuwe vraag voor: behoud van wélken ouden toestand? De tegenstanders van verandering
der carillon-inrichting stellen het steeds voor, of we met een oud instrument te doen
hebben, dat langen tijd, laten we zeggen 21U eeuw, zich rustig en onveranderd in een
toren heeft bevonden en thans plotseling door verandering wordt belaagd.

Deze voorstelling is echter geheel in strijd met de werkelijkheid. Er is steeds,
behalve dan in de futlooze eeuw, waarin men alle zorg voor het eigene overbodig scheen
te achten, aan het klokkenspel gewerkt, gewijzigd en verbeterd; kortheidshalve verwijs
ik naar de geschiedenis en de zoo welsprekende klokken-samenstelling der verschillende
carillons, opgenomen in mijn «Torenmuziek in de Nederlanden”. Reeds als men aan de
klokken alleen denkt, moet men toegeven, dat een klokkenspel geen «monument” is,
waaraan elke verandering per se als verknoeiing moet worden gebrandmerkt. In theorie
moge een klok den «tand des tijds” weerstand kunnen bieden, de geschiedenis der carillons
leert, dat langzaam maar onafwendbaar de oude klokken door nieuwe worden vervangen.
En daar de nieuwe klok, al is zij op denzelfden toon gestemd, reeds door afwerking en
opschrift van de oude verschillende, een geheel nieuw, ander voorwerp is (geheel anders dus
dan bij snaren), verandert langzamerhand onvermijdelijk door de veranderde klokken-
samenstelling het geheele instrument, dat hierdoor echter geenszins minderwaardig behoeft
te worden, maar evengoed zijn taak kan blijven vervullen ; men denke aan den Mechelschen
beiaard, met zijn thans van 12, aan dien van Enkhuizen’s Zuidertoren, met zijn thans
van 8 verschillende gieters afkomstige klokken.

Van de meest belangrijke wijzigingen der inrichting noem ik hier: de toevoeging
van 2 tot 9 klokken, waartoe omstreeks 1700 en later in verschillende plaatsen besloten
werd, de vervanging van het tuimelaarstelsel door het broekstelsel, de verbetering in
de opstelling der klokken (de kleine boven de groote), de technische verbeteringen,
waardoor het mogelijk was de bespeling met de vuist door een vingerdruk te ver-
vangen, de vervanging — in een achttal plaatsen — van de oude speeltafel met de
trommelstokvormige toetsen door eene met »piano”-toetsen, enz. enz. Zijn dit alles geen
ingrijpende veranderingen, die nochtans, voor zoover ze inderdaad verbeteringen zijn,
slechts toejuiching verdienen?

Het is mij dan ook een raadsel, dat men het klokkenspel op één lijn stelt met
schilderijen van Rembrandt, de vleeschhal te Haarlem, de Gijsbreght of het Toonneel des
aerdrijx . . . . /

Een klok is niet alleen kunstvoortbrengsel van een bepaalden tijd, maar heeft
bovendien tot taak, muziek voort te brengen, die van alle tijden is. Dit laatste zal
een speelklok alleen kunnen doen, als de inrichting, die bestemd is haar klanken ten
gehoore te doen brengen, voortdurend op de hoogte van den tijd gehouden wordt.

In theorie klinkt dat heel fraai, zal men misschien zeggen. Maar men zal zich

24
 
Annotationen