Was in de IXde eeuw de belangrijkste gebeurtenis in die jonge zich ontwikkelende
handels-plaats, de bouw dier steenen, dier overwelfde kerk, blijkbaar de eerste in Noord-
Nederland, in algemeenen vorm overeenkomende met de nog bestaande Karolingische
kapel op het Valkhof te Nijmegen, in de Xlde eeuw was zulks, dat zij de Bisschop van
Utrecht tot Heer kreeg en de overdracht van het Keizerlijk landgoed aan de Utrechtsche
kerk, zoodat van nu af een gedeelte daarvan, dat gelegen op den noordoostelijken hoek der
Breede Merckt en bewesten het Sint-Walburchs kerkhof, tot Prefecten-Hof, tot verblijt
van ’s Bisschops Prefectus, werd benut en ingericht.
Zelve vond zij het reeds vóór dien tijd echter noodig, zich ter dekking tegen overvallen
te beveiligen, zich te om-
wallen, te omgrachten
en te palisadeeren. In
het begin der Xllde
eeuw echter die voor-
loopige beveiliging on-
voldoende vindend,
ging zij zich ongevraagd
nu ommuren en be-
poorten, en komt zoo
doende in strijd met
haar Heer, die wel in-
zag, dat zulks, gevoegd
bij den stoeren aard van
hare bewoners, hare
onderdanigheid niet zou
doen toenemen.
Gedwongen hare
ommuring en hare
poorten geheel of ten
deele af te breken, om-
muurd en bepoort zij zich eenige jaren later opnieuw, en . . . na een nieuw gelukkigen strijd
met den Bisschop, die haar nu te vergeefs belegerde, wist zij hare eigen muren te veroveren
en voor goed te behouden, en een beveste woonplaats te blijven, eene zaak van beteekenis
destijds voor eene markt-, eene handels-plaats.
Met de Xlllde begint echter hare belangrijkste eeuw.
Ofschoon eene eeuw vol moeite en zorg, vol strijd en rampspoed, wist zij toch,
zóó groot was bereids hare levenskracht en zakelijke ernst, bijna elke ramp in haar
voordeel om te zetten en tevens in al datgene op ’t verstandigst te voorzien, wat zij als
handels-stad, en nu en in de naaste toekomst noodig had.
68
handels-plaats, de bouw dier steenen, dier overwelfde kerk, blijkbaar de eerste in Noord-
Nederland, in algemeenen vorm overeenkomende met de nog bestaande Karolingische
kapel op het Valkhof te Nijmegen, in de Xlde eeuw was zulks, dat zij de Bisschop van
Utrecht tot Heer kreeg en de overdracht van het Keizerlijk landgoed aan de Utrechtsche
kerk, zoodat van nu af een gedeelte daarvan, dat gelegen op den noordoostelijken hoek der
Breede Merckt en bewesten het Sint-Walburchs kerkhof, tot Prefecten-Hof, tot verblijt
van ’s Bisschops Prefectus, werd benut en ingericht.
Zelve vond zij het reeds vóór dien tijd echter noodig, zich ter dekking tegen overvallen
te beveiligen, zich te om-
wallen, te omgrachten
en te palisadeeren. In
het begin der Xllde
eeuw echter die voor-
loopige beveiliging on-
voldoende vindend,
ging zij zich ongevraagd
nu ommuren en be-
poorten, en komt zoo
doende in strijd met
haar Heer, die wel in-
zag, dat zulks, gevoegd
bij den stoeren aard van
hare bewoners, hare
onderdanigheid niet zou
doen toenemen.
Gedwongen hare
ommuring en hare
poorten geheel of ten
deele af te breken, om-
muurd en bepoort zij zich eenige jaren later opnieuw, en . . . na een nieuw gelukkigen strijd
met den Bisschop, die haar nu te vergeefs belegerde, wist zij hare eigen muren te veroveren
en voor goed te behouden, en een beveste woonplaats te blijven, eene zaak van beteekenis
destijds voor eene markt-, eene handels-plaats.
Met de Xlllde begint echter hare belangrijkste eeuw.
Ofschoon eene eeuw vol moeite en zorg, vol strijd en rampspoed, wist zij toch,
zóó groot was bereids hare levenskracht en zakelijke ernst, bijna elke ramp in haar
voordeel om te zetten en tevens in al datgene op ’t verstandigst te voorzien, wat zij als
handels-stad, en nu en in de naaste toekomst noodig had.
68