Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 10.1917

DOI Heft:
[Nr. 3]
DOI Artikel:
De staatsbegrooting voor 1917
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19806#0118

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
De Minister merkte op, dat die post reeds op de begrooting voorkomt. Het bedrag
van ƒ 1.500.— moge niet groot zijn, toch is hiermede reeds menigmaal nut gesticht, vooral
waar het gold kleine restauraties, b.v. van geveltjes van aan particulieren toebehoorende
gebouwen, welke oudheidkundige waarde hadden.

Voor subsidies ten behoeve van groote restauraties wordt steeds de bekrachtiging
der wetgevende macht gevraagd. Bovendien zou de Minister niet weten, op welk bedrag
hij den post voor onvoorzien zou moeten ramen. In het eene jaar zal wellicht voor
dringende gevallen nog geen ƒ1.500.— noodig zijn, in een ander zou een veel hooger
bedrag niet toereikend zijn.

Waar gedurende twee jaren voor de restauratie van tot dusverre nog niet onder-
steunde monumenten geen gelden waren aangevraagd, heeft de Minister, teneinde het
verval van noodlijdende monumenten te voorkomen, op dringende aanvragen om Rijkssteun
geantwoord, dat — mits de restauratie overeenkomstig de voorschriften van zijn Departement
geschiede — belanghebbenden met de restauratie een aanvang konden maken en dat te
zijner tijd, behoudens goedkeuring van de wetgevende macht, een Rijkssubsidie zal worden
verleend. Deze maatregel blijkt uitnemend te werken en is door de betrokken gemeente-
en kerkbesturen met ingenomenheid begroet. De restauratiekosten worden hierdoor alleen
verhoogd met de rente van eventueele leeningen tot het moment, waarop het Rijks-
subsidie wordt verleend.

Bij eenige leden was de vraag gerezen, of op de gerestaureerde gebouwen steeds
voldoende toezicht wordt gehouden. Men wees o. m. op den toestand van de kerk en
den toren te Sleen, voor eenige jaren met Rijkssteun gerestaureerd. De torenmuren zijn
met asphaltpapier bedekt, met het gevolg, dat het water langs de binnenzijden afloopt
en schade aanricht. Nog steeds is de spits niet op den toren, terwijl men meende, dat
deze vanwege het kerkbestuur zou worden aangebracht. Men verzocht een onderzoek en
mededeeling van het resultaat daarvan.

De Minister deelde mede, dat het toezicht op de gerestaureerde monumenten zoo
goed is, als onder gegeven omstandigheden mogelijk. — In geval van verwaarloozing
van een met Rijkssteun gerestaureerd monument wordt vanwege het Departement van
Binnenl. Zaken de eigenaar steeds op zijn moreele verplichting gewezen, om aan het
onderhoud daarvan meer zorg te besteden. Aangezien echter de wettelijke bepalingen,
krachtens welke betere zorg kan worden afgedwongen, ontbreken, bestaat niettemin de
mogelijkheid, dat, hetzij tengevolge van onverschilligheid, hetzij wegens gebrek aan
middelen, behoorlijk onderhoud achterwege blijft. De Minister overweegt, of door uit-
breiding van de voorwaarden, waaronder Rijkssubsidie wordt verleend, hierin kan worden
voorzien en voorts, of het mogelijk is, het Rijkstoezicht, dat nu hoofdzakelijk berust bij
het Rijksbureau voor de Monumentenbewaring, uit te breiden, b.v. door instelling van
eene commissie, die de Regeering van advies kan dienen in restauratie-aangelegenheden
en aan welke bovendien een meer stelselmatig toezicht op de monumenten kan worden
opgedragen.

106
 
Annotationen