Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 10.1917

DOI Heft:
[Nr. 3]
DOI Artikel:
Six, E. W. C.: Willem Daniëlsz van Tetrode, [1]
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19806#0138

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Daar het Opus pas in 1611, dat is dus vijftien jaar na den dood van den schriiver *),
uitgegeven is, kan moeilijk het juiste jaar aangegeven worden, waarin Opmeer zijn
aanteekeningen over het altaar, dat hij onder het jaar 1565 vermeldt, neerschreef. Uit
een ander werk van denzelfden schrijver, namelijk het Martelaars-Boek ofte Historie der
Hollandse Martelaren, kunnen we echter nagaan, dat dit ongeveer gelijktijdig met het
werk van Junius gebeurd zal zijn. Als Opmeer daarin het leven van Cornelis Musius
behandelt, verhaalt hij toch, na gezegd te hebben, dat deze ook veel gedichten op gods-
dienstige zaken gemaakt heeft y>besonder op dat groot en heerlijk altaarwerk in de kerk
van den H. Hippolytus na Dorische wijze opgebauwd en met kostelyck marmersteen
versierd”, hoe Musius hem, op een keer dat zij genoemd altaar met aandacht beschouwden,
een vierregelig vers tot lof van dat kunstwerk mededeelde.2) In dit vers, dat trouwens
ook in het Opus te vinden is, wordt Tetrode evenals bij Junius een Delftenaar genoemd
en met Praxiteles vergeleken. Aangezien nu Musius in 1572 te Leiden den marteldood
stierf, moet het versje, door hem gemaakt, natuurlijk vóór of in dat jaar ontstaan zijn.
Niet lang daarna moet Opmeer zijn aanteekeningen te boek gesteld hebben; daar de eerste
hervormde godsdienstoefening in die kerk werd gehouden den 3den October 15741 2 3) en
het altaar op dat tijdstip hoogstwaarschijnlijk dus reeds opgeruimd was, ligt het vermoeden
voor de hand, dat de mededeelingen, in Opmeer’s werken vervat, vóór dien datum gesteld
moeten worden.

Belangrijker evenwel is het voor ons te weten, dat Musius en Opmeer behalve
tijdgenooten ook goede bekenden van den kunstenaar geweest zijn. Immers wordt in
gemeld martelaarsboek onder de schilders en plaatsnijders,4 5) waarmede Musius bevriend
was, ook Willem van Tetrode genoemd, terwijl de beeldhouwer in het »Leven van de
Heer Petrus Opmeer, Amsterdammer”, geschreven door Valerius Andreas, dat de Hollandsche
uitgave van dat boek voorafgaat, eveneens onder de kunstenaars genoemd wordt, die
»goede vrienden” met den schrijver waren.0) De waarheid van deze laatste bewering bleek
bovendien bij een vondst, waarover later nader, gedaan bij een door mij ingesteld onder-
zoek in het archief van de Oude Kerk te Delft. In de rekeningboeken van kerkmeesteren
vond ik meermalen:

»Noch hierop betaalt vanwege Mr. Willem van Tetroede in handen van Pieter van
»Opmeer" etc. en

»Item gekoft bij Pieter Opmeer ende Mr. Willem van Tettenroede etc.

Het gewicht van die, naar ’t schijnt dus ook in zaken, vriendschappelijke

1) Overleden te Delft, 1594.

2) Martelaars-Boek ofte Historie der Hollandse Martelaren, etc. Nu opnieuw met Aanteekeningen
vermeerdert. Tot Antwerpen voor Pieter van der Meersche 1702, deel I, pag. 122.

3) Meerman. Aanteekeningen-Parallelon van de Groot, deel III, pag. 218. Aanm. op hoofdstukXXIII.

4) Deel I, pag. 128.

5) Martelaarsboek. Vertaling van 1702, deel I, pag. 6. »Uit het Leven van de Heer Petrus Opmeer,
Amsterdammer, door Valerius Andreas”.

126
 
Annotationen