Menko, abten van de Premonstratenser abdij Bloemhof te Wittewierum, geschreven in de
jaren 1204 tot 1273, in dii zóó belangrijk ontwikkelingstijdperk, ons daaromtrent zoo
goed als niets, zich bijna uitsluitend bepalend tot vermelding der vele partij-twisten en
geschillen van allerlei aard, en tot de uiterlijke wederwaardigheden van de abdij.
Zelfs omtrent de stad Groningen, waarin die beide abten toch tal van malen
langeren of korteren tijd toefden, misschien soms weken aaneen, wordt, in zakelijk licht-
Afb. 6. Het baksteen kerkje te Oldenzijl in 1890.
gevenden zin, daarin geen woord gerept. Zij hadden er blijkbaar geen oog voor, geheel
en al opgaande in de belangen hunner abdij, evenals Ludger, een vier eeuwen vroeger,
geheel en al opging in zijn bekeerings-arbeid, en over al ’t andere in zijn geschriften zweeg.
Ook de latere Groninger kroniekschrijvers, een Johannes de Lemmege, geb. A . 1440’
wiens kroniek van Groningerlant loopt van A . 1110 tot 1436, een Sicco Benmnge
die zh AL 1530 de kroniek der Vriesche Landen schreef over de jaren 1467—1527, en
144
jaren 1204 tot 1273, in dii zóó belangrijk ontwikkelingstijdperk, ons daaromtrent zoo
goed als niets, zich bijna uitsluitend bepalend tot vermelding der vele partij-twisten en
geschillen van allerlei aard, en tot de uiterlijke wederwaardigheden van de abdij.
Zelfs omtrent de stad Groningen, waarin die beide abten toch tal van malen
langeren of korteren tijd toefden, misschien soms weken aaneen, wordt, in zakelijk licht-
Afb. 6. Het baksteen kerkje te Oldenzijl in 1890.
gevenden zin, daarin geen woord gerept. Zij hadden er blijkbaar geen oog voor, geheel
en al opgaande in de belangen hunner abdij, evenals Ludger, een vier eeuwen vroeger,
geheel en al opging in zijn bekeerings-arbeid, en over al ’t andere in zijn geschriften zweeg.
Ook de latere Groninger kroniekschrijvers, een Johannes de Lemmege, geb. A . 1440’
wiens kroniek van Groningerlant loopt van A . 1110 tot 1436, een Sicco Benmnge
die zh AL 1530 de kroniek der Vriesche Landen schreef over de jaren 1467—1527, en
144