Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 10.1917

DOI Heft:
[Nr. 4]
DOI Artikel:
Peters, C. H.: Oud - Groningerland, [2]
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19806#0207

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
aan de eene zijde, halverwege van achteren, een zij-gang tot ingang tegen, tevens toegang
gevende tot een achter de kamer, onder het daarover doorloopend dak aanwezig schuurtje
Deze typen van woningen vinden wij, nog met riet gedekt, in Nuis en in Opende, in het
aan Friesland grenzende zuid-westelijk gedeelte der Provincie, en in dat zelfde type doch in
allen deele iets ruimer en breeder opgevat, zijn de oudste woningen in de Veen-koloniën.

Bij honderdtallen staan zij daar in gelid, met haar vóóreinde alle gekeerd naar
het diep, zie afb. no. 45, welke afbeelding het eenvoudigste zoowel als het meer wel-
varende, het grootere van lateren tijd tevens doet zien. Afb. no. 46 toont de indeeling,
bestaande uit eene aan het diep gelegen en daarop uitziende voorkamer, waarboven de
zolder, uit een tot ingang dienende zijgang en uit eene van de schuur-ruimte algenomen
keuken-kamer met aangrenzend waschhok en schuur.

De eenvoudigste dier woningen vertegenwoordigen nog vrijwel het type, bij de
«conditiën vande verhuringhe der veenen in Sappemeer, enz. 8 Decembe- 1628, beraempt
bij den Heeren Borgemeesteren ende Raedt in Groningen" waarvan Art. VIII luidt: »Sal den
Huijrder binnen twee Jaeren a dato van dese verhuijringhe op sijn gehuijrde Veen
mogen ende moeten setten een Huijs ten weijnichsten hondert Daler weert ende ’t selve.
voorts nae gelegentheijt van Landt verbeteren”, terwijl Art. XVII bepaalt:

»Sal bij verstarf dit recht van deze Huijr-renter op die langhst levende of haer
wettelijcke erfghenamen verblijven.... enz. Het slotartikel XXII luidt:

»Sal van elck huijs Jaerlijks gegeven worden een gulden tot onderholt van een
Schoelmeester” —.

De huurder eener stads-veenplaats, alle diep viertich roeden, moest binnen
2 jaar zich daarop een huis bouwen, had daarvan de eerste jaren het vrije gebruik,
daarna tegen «behoorlijcke huijr op seecker Jaer-maelen” en kon, met consent van de
Heeren, die huur overdragen, die bij zijn overlijden overging op zijn erven.

Tot mijn spijt moet ik bekennen, dat ik een kleine 40 jaar geleden, toen ik voor
’t eerst met eenige bewustheid kennis maakte met de Oud-Groninger architectuur, nog
geen oog had voor typische oude arbeiders-huizen en voor karakteristieke oude boeren-
plaatsen, waardoor mij veel is ontgaan, toen nog bestaande, doch sedert verdwenen, dat
dankbare studiestof had kunnen leveren.

’s Gravenhage, 7 Juni 1917. C. H. PETERS.

□ □


195
 
Annotationen