Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 10.1917

DOI Heft:
[Nr. 5]
DOI Artikel:
Kerkwijk, A. O. van: Munt- en Penningverzameling P. J. van Dijk van Matenesse
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19806#0249

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
van Utrecht van 1578, welke, evenals no. 437 een fraaie en hoogstzeldzame halve leeuwen-
daalder van Overijsel van 1584 op een vierkant muntplaat geslagen voor ƒ155.— het
eigendom werd van de firma J. Schulman. Een gehelmde Rijksdaalder van Zeeland van
1603, met borstbeeld van Prins Maurits (404), het tweede bekende exemplaar ƒ bracht
ƒ 85.— op. Duur werden ook verkocht het 20- en 10-guldenstuk van Koning Lodewijk
Napoleon van 1810 (493 en 494) door den Franschen stempelsnijder George aan de
Munt te Utrecht in slechts enkele exemplaren vervaardigd, die elk ƒ200.— opbrachten.

Zeker het zeldzaamste stuk onder de Nederlandsche munten was de dubbele dukaat
van 1867, waarvan slechts drie exemplaren
bekend zijn, twee er van berusten in het
muntkabinet van ’s Rijks Munt te Utrecht.

Deze munt werd geslagen voor de door
’s Rijks Munt op de wereldtentoonstelling
te Parijs van 1867 tentoongestelde Neder-
landsche moderne munten. Voor ƒ 515.—ver-
kreeg de firma J. Schulman dit stuk.

Veel belangstelling trok ook de af-
deeling noodmunten, een 100 tal nummers tellende, en wel in de eerste plaats de nood-
munten uit onzen 80-jarigen oorlog. De noodmunt van Bergen-op-Zoom, in 1588 door
de Spanjaarden belegerd (545), een der zeldzaamste stukken uit deze serie, bleef voor

ƒ 150.— in ons land. Drie noodmunten van
Gulik, tijdens het beleg door Prins Maurits
in 1610 (584—586), brachten ƒ 120.—, ƒ 210.—
en ƒ 110.— op. De bevelhebber Johan van
Rauschenberg, besloot de vesting tot het
uiterste te verdedigen en liet niets onbeproefd
om den moed der bezetting aan te wakkeren.
Maar, zooals Van Loon3) zoo aardig zegt:
»gelijk dusdaanige aanmoedigingen vanweynig
naadruks zijn, bijaldien de deugd door de
beoogde belooningen niet wordt opgewekt,
noch de uytgestaane ongemakken door ruyme
vergeldingen bekroond worden, taste hij (d. i.
de bevelhebber) zijne eygene zilvere vaten
aan en liet, by gebrek van geld, van de
zelve noodstukken munten, om daarmede,
geduurende de belegering, zyne onderhoorige

1610. Noodmunt van Gulik van 10 gulden.

1867. Dubbele gouden dukaat.

1) Het andere berust in het Kon. Penningkabinet.

2) G. van Loon, Beschrijving der Nederlandsche Historiepenningen II, pag. 69.

237
 
Annotationen