letter I in den vorm van een monsterachtigen kop met zeer wijd geopenden muil op
gouden grond. In den muil op een regenboog is gezeten God de Vader, gehuld in een
grooten mantel met gouden reflexen, een
kroon op het hoofd en een scepter in de
hand. De figuur is geschilderd tegen een
blauwen grond met gouden versiering en
omgeven door een spits ovale omlijsting.
De randversiering is een weinig
grover dan bij den vorigen Meester. De
blaadjes zijn wat grooter en de ranken
zijn sterker gekromd. Werden zij bij de
eerste versiering los op het blad ge-
teekend, thans gaan zij steeds uit van
de lijn, die den tekst omsluit, of van
de omlijsting der miniatuur.
De miniatuur aan het begin van
Genesis vult de geheele linker kolom
der eerste bladzijde. Het zijn zes kleine
afbeeldingen van het werk op de dagen
der Schepping. Daarnaast is aan beide
zijden een breede gouden band aange-
bracht met een rij roode en blauwe
rozetten, telkens afwisselend met een
tak zware bladeren.
Van de zes tafreelen van het
Scheppingsverhaal zijn niet afgebeeld de
beide eersten met de voorstelling van
het werk van den eersten en den tweeden
dag. De vier volgenden vindt men
hiernaast. (Afb. 4).
Derde dag, het scheiden van land
en zee en de schepping der planten. —
God staat in het midden, een nimbus
achter het hoofd en gehuld in een
grooten mantel. Deze mantel is, evenals
het onderkleed, met goud doorwerkt. In
Afb. 4. eenigszins gebogen houding en met opge-
heven rechterhand is Hij bezig de planten
te scheppen op het veld. Op den achtergrond aanschouwt men de zee met begroeide rotsige
eilanden. De lucht is donkerblauw met gouden wolkjes en licht van kleur aan den horizon.
268
gouden grond. In den muil op een regenboog is gezeten God de Vader, gehuld in een
grooten mantel met gouden reflexen, een
kroon op het hoofd en een scepter in de
hand. De figuur is geschilderd tegen een
blauwen grond met gouden versiering en
omgeven door een spits ovale omlijsting.
De randversiering is een weinig
grover dan bij den vorigen Meester. De
blaadjes zijn wat grooter en de ranken
zijn sterker gekromd. Werden zij bij de
eerste versiering los op het blad ge-
teekend, thans gaan zij steeds uit van
de lijn, die den tekst omsluit, of van
de omlijsting der miniatuur.
De miniatuur aan het begin van
Genesis vult de geheele linker kolom
der eerste bladzijde. Het zijn zes kleine
afbeeldingen van het werk op de dagen
der Schepping. Daarnaast is aan beide
zijden een breede gouden band aange-
bracht met een rij roode en blauwe
rozetten, telkens afwisselend met een
tak zware bladeren.
Van de zes tafreelen van het
Scheppingsverhaal zijn niet afgebeeld de
beide eersten met de voorstelling van
het werk van den eersten en den tweeden
dag. De vier volgenden vindt men
hiernaast. (Afb. 4).
Derde dag, het scheiden van land
en zee en de schepping der planten. —
God staat in het midden, een nimbus
achter het hoofd en gehuld in een
grooten mantel. Deze mantel is, evenals
het onderkleed, met goud doorwerkt. In
Afb. 4. eenigszins gebogen houding en met opge-
heven rechterhand is Hij bezig de planten
te scheppen op het veld. Op den achtergrond aanschouwt men de zee met begroeide rotsige
eilanden. De lucht is donkerblauw met gouden wolkjes en licht van kleur aan den horizon.
268