Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 10.1917

DOI Heft:
[Nr. 6]
DOI Artikel:
Boekaankondiging
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19806#0296

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
als het werk van den schrijver beschouwd worden, werk dat niet minder hem tot eer
strekt dan het kunst-historisch instituut te Utrecht, waar hij onder leiding van den
hoogleeraar Vogelsang zijn studiën volbracht. Voortreffelijke methode, inzicht en geduld
hebben tot alleszins gelukkige resultaten geleid, hebben ons eenige welhaast afdoende
bladzijden van de vaderlandsche kunstgeschiedenis bezorgd, althans voor zoover hier
eene doorwerkte analyse wordt gegeven welke de ontstaansvoorwaarden der behandelde
beeldhouwwerken helder voor den geest brengt. Er werd gezuiverd materiaal gegeven
voor latere aesthetische studiën.

Naast de beschouwingen over het Tympaan van Egmond, waarover merkwaardige
technische beschouwingen worden gegeven en waarvan het vraagstuk der dateering nog
eens in den breede wordt behandeld, naast ook hetgeen over het minder belangrijke
stuk in de St. Michaelskerk te Zwolle wordt gezegd, valt het zwaartepunt van het
boekje ontegenzeggelijk op het tweede hoofdstuk.

Alles schijnt er op te wijzen, dat er inderdaad aan het einde der twaalfde en in
het begin der dertiende eeuw een bloeiend beeldhouwers-atelier in Maastricht heeft
bestaan. En naast alle punten van stijlovereenkomst, was het toch nog mogelijk de
productie van twee verschillende meesters te onderscheiden niet alleen, maar ook een
zeer merkbaren ontwikkelingsgang bij elk dier twee vast te stellen, ontwikkeling welke
culmineert voor den één in de bekende »Vierge de Dom Rupert” te Luik, voor den
ander in den H. Bernhard, te Maastricht. Zoo hebben eenige kunstwerken, welke tot
dusver min of meer verward in onze voorstelling stonden, hun aesthetische individueele
waarde verkregen.

Dit laatste is zeker van gewicht en pleit er voor, dat de Heer Ligtenberg zich
in zijn onderwerp heeft weten in te leven. Bij oppervlakkige kennismaking gelijken de
producten uit de kindsheid der kunst veel op elkaar en is het moeilijk een goed en een
beter te onderscheiden. In het geval van de twaalfde-eeuwsche beeldhouwkunst wil ons
alles als onbeholpen afhankelijkheid toeschijnen van Byzantijnsche voorbeelden en toch
was in het Westen dadelijk een eigen geest werkzaam, die alle beloften voor de toekomst
inhield. De symptomen van dien geest na te gaan en het innerlijk leven daarvan reeds
bij de vroegste voortbrengselen vast te stellen was een verdienstelijk werk waarvoor wij
Dr. Ligtenberg erkentelijk moeten zijn. » pj-r

OUDE TEEKENINGEN VAN AMSTERDAM, door H. P. Schouten. Uitgegeven
voor de Maatschappij tot bevordering der Bouwkunst.

Bij de opheffing der Amsterdamsche afdeeling werd op voorstel van den heer
J. H. W. Leliman het batig saldo aan de Maatschappij geschonken, op voorwaarde dat
deze hiervoor eene geillustreerde uitgave betreffende Amsterdam zoude doen verschijnen.
Wij danken hieraan de aardige uitgave van 20 reproducties naar waterverfteekeningen,
omstreeks 1792 door H P. Schouten vervaardigd en thans aanwezig in den atlas van

284
 
Annotationen