Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 1.1908

DOI issue:
Nr. 2
DOI article:
Mulder, Adolph: De gewelfschilderingen in de kerk der Nederduitsch hervormde gemeente te Noordbroek
DOI Page / Citation link:
https://doi.org/10.11588/diglit.19797#0086

DWork-Logo
Overview
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
figuurtjes, die, uit hunne graven oprijzend, in allerlei houdingen worden afgebeeld; daar-
onder kan men aan hun geschoren kruinen duidelijk monniken en kloosterlingen herkennen.

De hoofdfiguur, Christus, is met eene lichtbruine kleur omlijnd; hoofd en lichaam
zijn in dezelfde tint geschaduwd, terwijl het haar bruin is gekleurd. Het zwaard heeft een
okerkleurigen omtrek, doch de greep is in die kleur getint. De lelietak is groen, de bloemen
zijn wit van kleur. Okerkleurig zijn ook de haren der engelen, alsook hunne vreemdsoortige
bazuinen, doch de vleugels zijn zoowel in oker als in groen behandeld.

Vak 2. Dit is gelegen rechts (ten noorden) van de in de aslijn liggende rib en vormt
als het ware een pendant met het voorgaande vak. Hier is de hoofdfiguur de beeltenis der
H. Maagd, welke in ’t lichtrose gekleed is en geknield, met saamgevouwen handen, in
profiel wordt voorgesteld met het gelaat naar den Heiland gewend. Zoowel
de haren der Moedermaagd als de heiligenschijn, die haar omgeeft, zijn oker-
kleurig en achter haar komen donkere stralen te voorschijn.

Op den achtergrond bevindt zich een engel, die, evenals de engelen op

het eerste vak, de dooden door middel van
bazuingeschal ter opstanding oproept.

Ook bij deze voorstelling zien wij aan de
benedenzijde de afgestorvenen uit hunne graven
verrijzen, doch bij dezen is aanwezig een groot
geteekende engel, die er op wijst, dat zij weldra
de welverdiende belooning zullen deelachtig
worden.

Vak 3. De voorstelling, die wij hier te aanschouwen krijgen, bevindt zich
links van de Christusfiguur uit het eerste vak ; wij zien hier afgebeeld Johannes
den Dooper *)> met een baard en gekleed in een okerkleurig gewaad, dat veel
overeenkomst heeft met eene monnikspij.

Deze figuur is eenigszins naar Christus gericht en bijna »en face” geteekend.
Hoofd en saamgevoegde handen, alsmede één zichtbare, ontbloote voet, zijn
bruin omlijnd, terwijl hoofd en haren in deze kleur zijn geschaduwd. De aureool, in
oker gekleurd, is van tamelijk groote afmeting.

Tusschen dezen heilige en de reeds meer genoemde Christusfiguur is een bazuinende
engel geplaatst, die van dien op vak 1 slechts door de gewelfsrib gescheiden is.

Evenals op de beide voorgaande schilderingen zien wij ook hier weer op den onder-
grond kleinere figuurtjes, die uit hunne scherp geteekende, rechthoekvormige graven op-
stijgen, met dit verschil echter, dat bij dezen een duivel aanwezig is, die met een knods 1

1) Bij eene voorstelling van het laatste oordeel kan men herhaaldelijk twee verschillende motieven
opmerken: öf wel de figuren van de H. Maagd Maria en van Johannes den Dooper, in biddende houding
Christus den Opperrechter als voorsprekers van het menschdom flankeerend; öf wel die van Maria en
Johannes, den Apostel en Evangelist, eertijds op Golgotha bloedgetuigen zijnde van Christus’smadelijken
kruisdood, bij het laatste oordeel echter getuigen zijnde van Christus’ schitterende zegepraal.

vy

yi

;A

Ys


72
 
Annotationen