Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 1.1908

DOI issue:
Nr. 3-4
DOI article:
Boekbespreking
DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19797#0200

DWork-Logo
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
zich de voorwerpen als het ware tusschen de regels weten voor te stellen, alleen als gids
in het Museum zelf te gebruiken. De beschrijving der voorwerpen is meestal zeer beknopt.
Een inleiding en verklarende aanmerkingen tusschen de verschillende onderafdeelingen
maken het den lezer gemakkelijker zijn weg in de oudste beschavingen te vinden; de
alphabetische lijst der vindplaatsen in Nederland draagt veel bij tot de wetenschappelijke
bruikbaarheid van het deeltje. Behalve de 10.000 nummers, die het omvat, worden er in
het Museum nog minstens evenveel in gesloten kasten bewaard — die natuurlijk ook eens
beschreven zullen moeten worden. Maar laat ons dankbaar zijn voor het hier gebodene,
zonder dadelijk in de eerste jaren van de nieuwe Directie het onmogelijke te vergen! De
meeste zorg lijkt mij aan de Romeinsche afdeeling te zijn besteed. De versierde terra sigillata
is met de noodige grootere uitvoerigheid beschreven; de stempels zijn na Zangemeisters
bezoek te Leiden nog eens met zorg nagezien. Zeer leerzaam is ook de beschrijving
en tentoonstelling der Merovingische en Karolingische oudheden.

Bij het doorzien van de verzameling met den Catalogus in de hand vond ik aan-
leiding tot het maken van een aantal kantteekeningen, waarvan ik er enkele hier mede-
deelen wil, omdat zij wellicht bij een eventueelen herdruk van den Catalogus voor het
verbeteren van deze of gene kleine vergissing van nut kunnen zijn.

Onze archaeologische terminologie is natuurlijk in hoofdzaak die, die wij van de
Duitschers hebben overgenomen. Over het algemeen zijn in de twee hier besproken werken
de gebezigde termen voor Nederlanders duidelijk genoeg. Maar ik kan het toch niet billijken,
wanneer de Saksische pot, die op het titelblad en op den omslag van den Catalogus is
afgebeeld, en dergelijk vaatwerk (Ned. vr. Besch. pl. VII, 9) fleschvormig wordt genoemd
(Catal. blz. 62, Ned. vr. Besch. blz. 33 en 62). Deze potten zijn breeder dan zij hoog
zijn en lijken allerminst op wat wij een flesch noemen.

In den Catalogus wordt op blz. 60 onder B III 506 een vuursteenen mes beschreven,
»waaraan nog de sporen van een bronzen gevest zichtbaar zijn”. Het ware voorzichtiger
en in ieder geval duidelijker geweest te zeggen, dat dit steenen mes op één plek sporen
van koperoxyde vertoont; dat deze van een gevest afkomstig zijn, berust op een gissing.

De op blz. 99 vermelde sigillatastempel Galbini m. moet gelezen worden: Albini m.

De op blz. 189 onder E III 335 beschreven vergulde beslagplaat met vechtende
dieren en een menschelijke figuur in hoog relief, die als »misschien meer Frankisch dan
Romeinsch” geboekt staat, is m. i. noch Romeinsch noch Frankisch. 1 2)

De op blz. 190 onder E III 359—361 als »tuigversiering (?)” beschreven voorwerpen
zijn phallusamuletten.

Is de »sikkel” in de hand van het bronzen beeldje E III 1212 (blz. 204) niet
veeleer een strigilis?

1) De Directie van het Museum heeft mij op mijn verzoek een gipsafgietsel van dit eigenaardige
stuk verstrekt, waarvoor ik haar hier mijn dank betuig. Het dagteekent ongetwijfeld uit de vroege

middeleeuwen en staat onder den invloed der Oostersche kunst, waarmede omtrent de plaats, waar het
vervaardigd is, echter nog niets gezegd is.

12

185
 
Annotationen