Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 3.1910

DOI Heft:
Nr. 1
DOI Artikel:
Six, Jan: Pieter Saenredam
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19799#0036

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
verbaast zich hoe hij daaroverheen die dunne wolkjes zoo luchtigjes heeft kunnen leggen
en ze toch zoo vrij kan laten zweven door de ruimte. Het naast staat wel het stadsgezicht
van Jan van Eijck op den achtergrond der Maria-boodschap van het Gentsche altaar,
thans te Berlijn.

Maar het merkwaardigst zijn wellicht uit technisch oogpunt zijn gezichten in de
kerk te Assendelft (1649) en de Nieuwe kerk te Haarlem (1655), die effen bruine banken
zoo glad uitgestreken, dat de huisschilder er jaloersch van zou kunnen zijn, te lood staand
boven de leiblauwe steenen, die, onnaspeurbaar gelijkmatig verkleurend, vlak liggen.

Te Assendelft heeft hij zelfs geen anderen voorgrond dan het opschrift op een zerk:

IOHANNIS SAENREDAM
SCVLPTORIS CELEBERRIMI.

PETRI DE JONGE XLIV ANNOS ASSENDELPHI
PRAETORIS,

GERARDI DE JONGE FILII I.V.C ET ADVOCATI
IACIT HIC QVOD FVIT

dat zoo oogenschijnlijk voor een geslachtsboom der Saenredam's belangrijker lijkt, dan
voor den bouw der ruimte op het paneel.

Het komt voor dat door wijziging in de oorspronkelijke kleur een tegenstelling
versterkt wordt tot een coloristisch krachtiger geheel, wanneer in een landschap het blauw
uit den voorgrond is weggetrokken, maar als regel mag men toch wel aannemen, dat hoe
fijner en gevoeliger de kunstenaar zelf de kleurwaarden tegen elkander afgewogen heeft,
hoe nauwer het op onveranderde bewaring aankomt. In de XVIIde eeuw, vooral bij de
ouderen, pleegt het paneel de verven veel zuiverder te bewaren dan het doek. Zoo laat
het eenige schilderij op doek, dat ik van Saenredam meen gezien te hebben, ook goed
het bewijs toe, hoeveel grooter hij is door zijn kleur dan door zijn teekening, al heeft
reeds Screvelius hem den man genoemd, qui pictura optica hic parem non habet. Het is
een zeer groot doek, 270 X 207, ruim vier maal zoo groot als zijn grootste paneel, waarvan
ik spreek, in het Museum te Alkmaar, dat toen ik het laatst zag, nu reeds jaren geleden,
donker geplaatst en slecht te zien was, maar waarin ik toch de hand van Saenredam
meende te herkennen. Dit vermoeden kwam vrijwel tot zekerheid door de teekening van
onzen meester van Mei 1661 in de Albertina (IX. 1009), die de Groote kerk van Alkmaar
voorstelt en er mee overeen stemt.

De schilderij zou dus uit zijn laatsten tijd zijn. Tot mijn spijt ken ik het koor
der Groote kerk te Haarlem (1660) uit de verzameling Glitza niet, maar wel weet ik
dat zijn Amsterdamsch stadhuis met het verwonderlijke straatje in 1657 en mijn Mariekerk,
in 1662 geschilderd, tot zijne meesterwerken behooren en de Mariekerk van 1663, met
stadsgezicht en Domtoren, wel niet minder zal zijn geweest en wij dus geen reden hebben
aan achteruitgang van den kunstenaar te denken. Want het stuk te Alkmaar mist door zijn
mat geworden verf al het aantrekkelijke van die fijn gestemde paneelen, waarin maar
zelden krachtiger toonen een sterker indruk helpen teweeg brengen als in het mooie groote

24
 
Annotationen