Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 3.1910

DOI issue:
Nr. 1
DOI article:
Weve, Jan J.: Valkhof te Nijmegen
DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19799#0038

DWork-Logo
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
werd aangezien voor het peil der oorspronkelijke bevloering van de vroeger gewelfde
benedenverdieping.

De aansluitingen van de welven dier verdieping tegen de zijwanden zijn nog overal
zichtbaar. Reeds Oltmans (Bouwk. bijdragen der Mij. tot Bevordering der Bouwkunst
Anno 1847) leidde hieruit af, dat er, binnen het halfrond en diens verlengd gedeelte, vier
zuiltjes moesten gediend hebben om de samenkomende kruisgewelven te dragen. Deze
reconstructie, door hem in teekening aangeduid, gaf wel de eenig mogelijke oplossing en
werd door alle latere schrijvers over het Valkhof als juist erkend. Ook werd, met Oltmans,
aangenomen dat eenige romaansche kapiteelen — aanwezig onder de bouwversierselen, die
aan den voet der ruïne lagen opgestapeld — de onderstelde zuiltjes hadden bekroond.

De thans nog in gang zijnde ontgraving heeft deze onderstellingen volkomen gerecht-
vaardigd. Niet alleen zijn de basementen der vier steunpunten nog op hun oude plaatsen
teruggevonden — zij het dan ook in vrij beschadigden toestand — maar zelfs verhief zich
boven een hunner nog het daarop gestelde zuiltje, ruim 1 M. hoog en met een middellijn
van 0.38 M. Een ander zuiltje, sterk beschadigd, lag naast zijn basement. De basementen
hebben den attisch-ionischen vorm met voetloof, een vorm die volkomen gelijk wederkeert
bij de basementen der arcaden-zuiltjes in den Noordelijken vleugelmuur van het monument.
Ook werd nog een kapiteel, in stukken gebroken en sterk beschadigd, opgedolven, dat in
vorm geheel strookt met een der romaansche kapiteelen, waarvan boven sprake was. Deze
kapiteelen hebben teerlingvorm en zijn eenvoudig, maar sierlijk afgewerkt.

Het bleek nu ook, dat de in 1895 plaatselijk blootgelegde baksteenvloer in hoogte
niet strookte met den oorspronkelijken romaanschen vloer, aangezien de eerste een deel
van de basementen — n.m.1. hun plint — verborgen hield. In den stichtingstijd moet de
vloer 15 a 20 c.M. lager zijn geweest dan in 1895 werd ondersteld. Sporen van den
oudsten vloer zijn niet gevonden.

De twee buitenste (meest westelijke) zuiltjes rusten op een voor-romaanschen muur,
waarvan een gedeelte, aan den N.W. hoek der ruïne, nog boven den grond oprees, vóór
met de jongste ontgraving werd begonnen. Het metselwerk is grootendeels van tufsteen
in een door baksteenpoeder sterk rood gekleurden mortel. Dit werk werd in 1895 als
Romeinsch erkend. Thans is gebleken, dat de muur over de geheele lengte van het front
der ruïne doorloopt en, ten behoeve van Barbarossa's bouw, tusschen diens vleugelmuren
werd afgebroken tot de hoogte waarop de basementen der welfzuiltjes zijn gesteld. In den
Z. W. hoek rijst het muurwerk, na de jongste ontgraving, ook nu boven den grond. Het
heeft een zeer belangrijk punt van onderzoek uitgemaakt in hoeverre de onderstelling, dat
hier romeinsch werk aanwezig was, kon worden bevestigd. Hiertoe werd ook de fundeering
blootgelegd, wier samenstelling bleek geheel overeen te komen met die van het in 1895
aan den N.W.-hoek ontgraven werk. De regelmatigheid van het metselverband, zoo onder
als boven den grond, en de gebezigde metselspecies laten wel geen twijfel over omtrent
den Romeinschen oorsprong van het muurwerk, dat derhalve tot de oudste deelen van
Karei de Groote's paleis moet behoord hebben.

26
 
Annotationen