Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 3.1910

DOI Heft:
Nr. 1
DOI Artikel:
Vogelsang, Willem: Nationale Aesthetica en een professorale vergissing?
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19799#0042

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Dat de »aesthetische oordeelen", die ik over hem geef, dus »mager" moeten zijn, ligt
voor de hand. Een kunsthistoricus van beroep zal er ongetwijfeld vettere woorden over
te zeggen hebben. Prof. V. vergist zich dus, door in mijn studie over v. R. iets meer
te zoeken, dan ik zelf heb willen geven: een overzicht van zijn kunstwerk en in de
tweede plaats van de aesthetische waarde, waarop het steeds geschat is.

Maar het aesthetisch oordeel, dat ik vermeld heb, blijf ik dan ook handhaven,
ondanks de weinige ingenomenheid daarmede, waarvan prof. V. blijk geeft. Is het immers
wel juist, een oud kunstwerk uitsluitend te beoordeelen naar onze hedendaagsche begrippen
en inzichten? Is 't niet vóór alles noodig, zich te kunnen verplaatsen in de ideeën en
den smaak van hen, die, toen 't vervaardigd werd, door ontwikkeling en fijn gevoel
hebben uitgemunt?

Onze volkseigen kunst van de 17de eeuw kan onder de «nationale aesthetiek" van
toen vallen en toch in de 19de en 20ste eeuw niet meer voldoende worden gewaardeerd.
Voorwerpen in vroeger eeuwen zonder eenige aesthetische bedoeling ontworpen, worden
nu vaak als meesterstukken van kunst geprezen.

Zoo werd D. v. R. in zijn tijd een kunstenaar van beteekenis geacht, niemand zal
dit ontkennen; mijn opstel brengt daarvoor een overvloed van bewijzen bij. Hij werd
toen gewaardeerd als goud- en zilversmid, en als inleg- of paarlemoerwerker. Stond hij
hooger in 'teen of in 'tander vak? Slechts enkele penningen doen hem als drijfwerker
kennen, en niemand zal beweren (ook prof. V. niet, al verzwijgt hij geheel 's mans zilver-
smeedkunst), dat hij hierin niet met de beste kunstenaars van zijn tijd (in dit opzicht
zeker nog een bloeitijd; men denke b.v. aan den jongen Lutma e.a.) kan worden vergeleken.

Drie historiepenningen en één portretpenning zijn slechts van hem bewaard. Ook
de onderwerpen daarvan, groote geschiedfeiten, bewijzen dat hij hierin niet de eerste de
beste geacht werd; en de goede uitvoering toont, dat dit niet zijn eenige zilverwerk kan
wezen, zoodat veel onbekend of verloren moet zijn.

Zijn paarlemoerwerk werd door de stadsregeering bestemd tot vorstelijke en andere
voorname geschenken en met groote sommen betaald. Getuigt het dan van een onbevangen
aesthetisch oordeel, nü aan D. v. R. alle aanspraak op den naam van kunstenaar te ont-
zeggen, omdat men hem als zilversmid gelieft te negeeren en als inlegwerker toetst aan
kunstbegrippen, die in zijn tijd niemand beleden heeft?

Ik kan mij niet onthouden van ook hier aan een professorale vergissing te denken.

Prof. V.'s kritiek geeft mij den indruk met weinig zorg geschreven te zijn. In
gladde, oppervlakkige zinnetjes glijdt hij over mijn woorden heen als een goudvischje in
de kom, hier en daar een brokje aanrakend, om er terstond weer een deel van te laten
vallen. Een paar voorbeelden. Prof. V. maakt bezwaar tegen mijn uitdrukking «bescheiden",
genomen van het werk van D. v. R., stenzij hiermede alleen op de kleine afmeting van
sommige paneeltjes" gedoeld wordt. Maar wanneer men niet al te vluchtig over den zin
heenglijdt, is 't toch duidelijk dat bescheiden alleen duidt op de soort werk als product van
kleinkunst of gebruikskunst, tegenover de groote kunst, die in dat tijdperk alles overheerschte.

30
 
Annotationen