Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 3.1910

DOI Heft:
Nr. 1
DOI Artikel:
Vogelsang, Willem: Nationale Aesthetica en een professorale vergissing?
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19799#0045

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
veel geld voor uitgeven en ze voor mijn part aan den keizer aller Russen cadeau sturen,
daar worden ze heusch geen zier mooier van! Dat de tijd van van Rijswijck onze heden-
daagsche begrippen niet deelde zal wel waar zijn, maar daarom achten wij het oordeel
van dien tijd nog geenszins gelijkwaardig met 't oordeel van 't publiek der 15de eeuw in
Italië, met 't moeilijke en fijne oordeel van de Fransche afnemers der 18de eeuw. Ja, de
smaak van die periode schijnt ons heel wat grover dan de smaak van het Nederlandsche
publiek van omstreeks 1630, dat door een veel dieper en fijner kunst wenschte bekoord
te worden, blijkens de kunstwerken die het aankocht en bewonderde.

Trouwens over een bloeitijd, die druk bezig was Rembrandt te laten verhongeren,
zullen we maar niet al te veel praten. Ik acht korte weerlegging van de vele misverstanden
en vergissingen van den heer Sterck ten opzichte van 't geen ik zeide, ook verder on-
mogelijk, daar de grondslag van verstandhouding op dit gebied ons ten eenenmale schijnt
te ontbreken. Alleen nog dit: Gelooft de heer S. werkelijk, dat D. v. R.'s werk autochthoon
Nederlandsch is, en dat op grond van het gemis aan gegevens omtrent een bepaalden leer-
meester? Maar mozaiek-tafelbladen met bloemen en ruikers van verschillend-gekleurde steenen,
met tableaux en vogels, zijn er heusch in de 16de en 17de eeuw in Italië genoeg gemaakt en
naar Noord-Europa geïmporteerd en aan Japansche, Chineesche en Oost Indische voorbeelden
van paarlemoer-inlegwerk op zwarten grond kon het een Amsterdammer van die dagen
niet ontbreken; of dit nu in toetssteen of in ander materiaal was uitgevoerd, doet er niét
toe; de toetssteen was er hoogstens van nature wat minder geschikt voor. Maar 't komt mij
alleronwaarschijnlijkst voor, dat D. v. R. een zoo bekend effect nog eens zou hebben
uitgevonden. Dat hij »nationale" bloemen gebruikte voor zijne bouqetten en kransen blijft
dan 't eenig origineele. Voorwaar eerbied afdwingend!

Wat nu eindelijk mijne qualificatie van de kleinere tafels betreft, die ik met min
fraaie teekenproducten vergeleek, zoo geef ik gaarne toe, dat ik ze nooit gezien heb en ik
voeg er bij : ik ben er ook niets verlangend naar. De reproductie verraadt mij niets van
de kleur, ik neem dus op gezag des heeren St. aan, dat die van ongeloofelijke heerlijkheid
is, maar hoe onvoldoende de reproducties ook wezen mogen, compositie en contour zijn toch
hoop ik zichtbaar en niet veranderd, en die zijn en blijven grootendeels abominable! Ook als
zilversmid geloof ik, dat men D. v. R. overschat; maar ik heb mij in mijn eerste artikeltje
uitsluitend gekeerd tegen de vereering van het mozaiekwerk en blijf daar ook thans bij.

Mocht de heer Sterck er lust toe gevoelen mij streepje voor streepje, punt voor
punt te laten aanwijzen waar en waarom ik dat met alle kracht slecht geteekend durf noemen,
dan ben ik tot zulk eene uitlegging, desnoods in eene groote vergadering, mondeling, gaarne
bereid mijn best te doen. Den lezer wensch ik er niet mee te vermoeien, de geheele zaak
schijnt mij voor schriftelijke discussie niet méér moeite waard dan ik mij heb gegeven.
Wanneer de heer St. mij kan aantoonen, dat de bloemen en dieren mooi geteekend zijn,
beter en mooier dan of zelfs even goed als gelijktijdige Italiaansche of Fransche intarsien,
dan geef ik mij alsnog gaarne gewonnen; want daar gaat het hier uitsluitend om.

W. VOGELSANG.

33
 
Annotationen