Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 3.1910

DOI Heft:
Nr. 3-4
DOI Artikel:
Kesper, Lodewijk Albert: De stad Gouda in haar oorsprong en ontwikkeling
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19799#0097

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Gedurende de achttiende eeuw bleef Gouda ongeveer in denzelfden toestand. De
pijpenfabricage bereikte in het begin dezer eeuw haar hoogsten bloei, beschermd als zij
werd door de Staten van Holland, die in 1739 het namaken der Goudsche pijpmerken
verboden. In 1751 was 't aantal grootere en kleinere pijpenfabrieken tot 374 geklommen.

De hooge invoerrechten, die men echter weldra, vooral in het buitenland, van de
Goudsche pijpen begon te heffen, berokkenden den Goudschen pijpmakers zulk een schade,
dat 't aantal fabrieken voortdurend verminderde en zeer spoedig heele huisgezinnen van
hunne inkomsten werden beroofd. Later bracht de meer en meer opkomende gewoonte,
om geen pijpen doch sigaren te rooken, aan de pijpenfabrieken een geduchten slag toe.

Deze sterke achteruitgang van een der belangrijkste bronnen van welvaart, gepaard
met de algemeene kwijning van handel en nijverheid in het begin der 19de eeuw, bracht
Gouda tot een treurigen staat van verval. De groote huizen, waarin eertijds de deftige
regenten gewoond hadden, begonnen meer en meer leeg te staan en werden weldra gesloopt,
omdat slooping vaak een derde meer opbracht dan verkoop. Gouda's mooie grachten
werden op menig gedeelte ontsierd door muren en schuttingen, waarachter ledige erven,
en een zeer groot deel van de bevolking, tot volslagen armoede vervallen door de opheffing
van ongeveer 250 fabrieken, liep langs de straten te bedelen. De bevolking der stad was
verminderd tot ongeveer 11.000 inwoners.

Intusschen, het boven geschetste verval van Gouda was óók een gevolg van Gouda's
noodzakelijken overgang van »groote" stad tot provinciestad. Waar Gouda door de veranderde
toestanden niet meer een gezochte plaats kon zijn voor hen, die invloedrijke betrekkingen
wenschten te bekleeden, daar moest natuurlijk de stad in de vermindering van het aantal
vermogende burgers de nadeelige gevolgen daarvan ondervinden.

En 't was dit alweer bescheidener Gouda, dat zich weldra kon staande houden.
De stadskas bleef meer dan voldoende gevuld door de tolgelden aan de Mallegatsluis en
de kleine burgers, die steeds voordeel hadden getrokken uit de druk bezochte markten
en de voortdurend belangrijker wordende scheepvaartbeweging, kwamen weldra tot die
mate van welvaart, dat zij, evenals anderen die in handel of kleinere industrie vooruit
waren gekomen, de kleinere huizen konden bewonen, die op de plaats der vroegere regenten-
huizen werden gebouwd.

Een der grootste moeilijkheden, waarmede de stad in de eerste helft der 19^e eeuw
te kampen had, was het groot aantal werkeloos blijvende gezinnen, die, niet kunnende
leven van de hun in allerlei vormen toegekende »bedeelingen", het Gouda dier dagen
berucht maakten om zijn bedelaars. De in 1850 door particulier initiatief geopende «Werk-
inrichting tot wering der bedelarij" bracht in dien treurigen toestand belangrijke verbetering.
En toen weldra grootere nijverheidsondernemingen, zooals bijv. de Stearine Kaarsenfabriek
en de Machinale Garenspinnerij, zich in Gouda vestigden, was er weer overvloedig werk
voor die klasse der bevolking, die door den achteruitgang der pijpenindustrie tot armoede
geraakt was.

En die pijpenindustrie zelf, ofschoon natuurlijk niet meer voor de stad haar vroegere

85
 
Annotationen