de niet altijd gelukkige restauratie, een krachtigen indruk. De gevel is 3 ramen breed en
heeft 3 verdiepingen met onderbouw en een top, waarbij de verdiepingen door banden
zijn gescheiden. De raamopeningen eindigen in een boog met gothische vulling en zijn
van kruiskozijnen voorzien. Boven de ingangsdeur is een aangespitste boog met hogels
en kruisbloemen, geflankeerd door pinakels. Tusschen de vensters zijn nissen met voet-
stukken voor beelden en op elk der gevelhoeken is bij het begin van den top een achtkant
torentje uitgebouwd, rustende op een achtkante overkraging en gedekt door een achtkante
spits met windwijzer.
De top is als trapgevel behandeld met pinakels op de hoeken der trappen en met
een torenachtigen middenbouw, die rust op consoles boven de tweede verdieping. Op deze
consoles rusten pilaren, die een rondboog dragen, waarop
de toren staat van 2 verdiepingen met een open balcon met
ballustrade op de onderste en een open raam met rondboog
en middenstijl op de bovenste geleding. Deze torenbouw
wordt afgesloten door eene ballustrade met 8 pinakels en
bekroond door een achtkante spits met windwijzer. Ter
hoogte van de tweede verdieping van den gevel is een
zonnewijzer aangebracht. In 1603 is er een bordes met
dubbele trap voorgebouwd, met ballustrade met leeuwen
op de hoeken en in het midden van het bordes een poortje
met een mascaron als sluitsteen en geflankeerd door twee
consolebeelden. De hierboven gebouwde portiek rust op
vier pilaren met krijgsattributen. Boven den ingang leest men :
Audi et alteram partem.
De trap (afb. 15) herinnert aan de slechts eenige jaren
Afb. 21. Westhaven No. 42. tevoren ontworpen trap van het Leidsche raadhuis.
De zijgevels en de achtergevel zijn vlak gehouden en werden
niet in de restauratie begrepen. Men herkent nog gemakkelijk de vormen van de oude spits-
boogvensters, die later door vierkante lichtopeningen zijn vervangen. Een herstel van den
ouden toestand, waarvan de hierbij afgebeelde oude teekening veel gegevens verschaft (af b. 16),
zoude zeker het eentonige van de tegenwoordige zijgevels doen verdwijnen, die een onaan-
genaam contrast vormen met den rijkbewerkten voorgevel. Aan den linker-zijgevel is een
roepstoel aangebracht op een uit een vierkant zich ontwikkelende overkraging en aan beide
zijgevels is een monumentaal dakvenster uit de lste helft der 17de eeuw.
Tegen den achtergevel, met verknoeide vensters en later aangebrachte rollaag met
voluten en een stadswapen in top, is in 1697 een schavot gebouwd ter hoogte van den
onderbouw, dat thans als balkon voor de raadzaal dienst doet en met een ballustrade is
voorzien. De hieronder gelegen hal heeft aan elke zijde twee deuropeningen met rondboog
en tusschen de deuropeningen halfronde pilasters met lijstkapiteelen.
108
heeft 3 verdiepingen met onderbouw en een top, waarbij de verdiepingen door banden
zijn gescheiden. De raamopeningen eindigen in een boog met gothische vulling en zijn
van kruiskozijnen voorzien. Boven de ingangsdeur is een aangespitste boog met hogels
en kruisbloemen, geflankeerd door pinakels. Tusschen de vensters zijn nissen met voet-
stukken voor beelden en op elk der gevelhoeken is bij het begin van den top een achtkant
torentje uitgebouwd, rustende op een achtkante overkraging en gedekt door een achtkante
spits met windwijzer.
De top is als trapgevel behandeld met pinakels op de hoeken der trappen en met
een torenachtigen middenbouw, die rust op consoles boven de tweede verdieping. Op deze
consoles rusten pilaren, die een rondboog dragen, waarop
de toren staat van 2 verdiepingen met een open balcon met
ballustrade op de onderste en een open raam met rondboog
en middenstijl op de bovenste geleding. Deze torenbouw
wordt afgesloten door eene ballustrade met 8 pinakels en
bekroond door een achtkante spits met windwijzer. Ter
hoogte van de tweede verdieping van den gevel is een
zonnewijzer aangebracht. In 1603 is er een bordes met
dubbele trap voorgebouwd, met ballustrade met leeuwen
op de hoeken en in het midden van het bordes een poortje
met een mascaron als sluitsteen en geflankeerd door twee
consolebeelden. De hierboven gebouwde portiek rust op
vier pilaren met krijgsattributen. Boven den ingang leest men :
Audi et alteram partem.
De trap (afb. 15) herinnert aan de slechts eenige jaren
Afb. 21. Westhaven No. 42. tevoren ontworpen trap van het Leidsche raadhuis.
De zijgevels en de achtergevel zijn vlak gehouden en werden
niet in de restauratie begrepen. Men herkent nog gemakkelijk de vormen van de oude spits-
boogvensters, die later door vierkante lichtopeningen zijn vervangen. Een herstel van den
ouden toestand, waarvan de hierbij afgebeelde oude teekening veel gegevens verschaft (af b. 16),
zoude zeker het eentonige van de tegenwoordige zijgevels doen verdwijnen, die een onaan-
genaam contrast vormen met den rijkbewerkten voorgevel. Aan den linker-zijgevel is een
roepstoel aangebracht op een uit een vierkant zich ontwikkelende overkraging en aan beide
zijgevels is een monumentaal dakvenster uit de lste helft der 17de eeuw.
Tegen den achtergevel, met verknoeide vensters en later aangebrachte rollaag met
voluten en een stadswapen in top, is in 1697 een schavot gebouwd ter hoogte van den
onderbouw, dat thans als balkon voor de raadzaal dienst doet en met een ballustrade is
voorzien. De hieronder gelegen hal heeft aan elke zijde twee deuropeningen met rondboog
en tusschen de deuropeningen halfronde pilasters met lijstkapiteelen.
108