zijde een teeken van versiering was. Alleen al om deze welving kon de steen nooit tot
slijpsteen dienen.
Deze polsbeschermer is tot nu toe een unicum in ons land.
Dit is ook het geval met den dolk, dien wij vonden een paar steek hooger in het
zand, in het midden, juist boven de massa beenderen. Het is een dolk van koper (af b. 4),
lang 8V3 cM., breed (bij het heft) 31k cM., dat door den tijd geoxydeerd en groen geworden
is, echt kopergroen, met een houten handvat, dat er nog aan bevestigd zat door middel
van 4 koperen nagels — deze aan beide zijden geslagen, een typisch kenmerk van de
koperbewerking :).
Het hout viel natuurlijk uiteen, d. w. z. het viel van de nagels los, maar de
stukken zijn niet verteerd 3) en op het koper ziet men nog de sporen van de wijze waarop
het hout het mes omsloot.
Hoe was het mogelijk
dat een koperen dolk hier op de
hei kwam? Men begrijpt, hoe
in landen waar metalen in den
bodem gevonden worden, deze
door den mensch benut worden
en dat men in sommige landen
waar het koper in groote hoe-
veelheid voorhanden is, na de
steenperiode een tijdperk van
koper aantreft, pas later opge-
volgd door dat van brons.
Doch in een land als het onze,
waar geen enkel metaal voor- Afb. 4.
komt, kan men de vondst niet
anders verklaren dan door na te gaan op welke wijze het hierheen gebracht werd.
Van waar had het volk, dat hier zijn grafheuvels opwierp, het koper meegebracht
of ontvangen ?
Door latere opgravingen in een opgedroogd stroomgebied van de Wolf hezensche
beek, is mij gebleken, dat de sage waar is, die vertelt, dat door het dal een zijarm van
den Rijn heeft gestroomd, omdat tusschen oerbanken stukken lei gevonden werden, die
alleen daar konden zijn, als meegespoeld met het water van den Rijn uit Duitschland.
Klaarblijkelijk was dus de bevolking den Rijn afgezakt en kwam ze uit het centrum van
Europa, vanwaar een oer-bevolking zich naar alle zijden vertakte, ook naar het Oosten
en Zuiden. Nu heeft juist in het Zuiden en Oosten, in Noord-Italië en Hongarije, een
1) Men zie den afzonderlijk liggenden nagel op de afbeelding en ook »British Museum", pag. 259.
2) Zie afbeelding; stuk rechts met den indruk van den nagel.
167
slijpsteen dienen.
Deze polsbeschermer is tot nu toe een unicum in ons land.
Dit is ook het geval met den dolk, dien wij vonden een paar steek hooger in het
zand, in het midden, juist boven de massa beenderen. Het is een dolk van koper (af b. 4),
lang 8V3 cM., breed (bij het heft) 31k cM., dat door den tijd geoxydeerd en groen geworden
is, echt kopergroen, met een houten handvat, dat er nog aan bevestigd zat door middel
van 4 koperen nagels — deze aan beide zijden geslagen, een typisch kenmerk van de
koperbewerking :).
Het hout viel natuurlijk uiteen, d. w. z. het viel van de nagels los, maar de
stukken zijn niet verteerd 3) en op het koper ziet men nog de sporen van de wijze waarop
het hout het mes omsloot.
Hoe was het mogelijk
dat een koperen dolk hier op de
hei kwam? Men begrijpt, hoe
in landen waar metalen in den
bodem gevonden worden, deze
door den mensch benut worden
en dat men in sommige landen
waar het koper in groote hoe-
veelheid voorhanden is, na de
steenperiode een tijdperk van
koper aantreft, pas later opge-
volgd door dat van brons.
Doch in een land als het onze,
waar geen enkel metaal voor- Afb. 4.
komt, kan men de vondst niet
anders verklaren dan door na te gaan op welke wijze het hierheen gebracht werd.
Van waar had het volk, dat hier zijn grafheuvels opwierp, het koper meegebracht
of ontvangen ?
Door latere opgravingen in een opgedroogd stroomgebied van de Wolf hezensche
beek, is mij gebleken, dat de sage waar is, die vertelt, dat door het dal een zijarm van
den Rijn heeft gestroomd, omdat tusschen oerbanken stukken lei gevonden werden, die
alleen daar konden zijn, als meegespoeld met het water van den Rijn uit Duitschland.
Klaarblijkelijk was dus de bevolking den Rijn afgezakt en kwam ze uit het centrum van
Europa, vanwaar een oer-bevolking zich naar alle zijden vertakte, ook naar het Oosten
en Zuiden. Nu heeft juist in het Zuiden en Oosten, in Noord-Italië en Hongarije, een
1) Men zie den afzonderlijk liggenden nagel op de afbeelding en ook »British Museum", pag. 259.
2) Zie afbeelding; stuk rechts met den indruk van den nagel.
167