Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 3.1910

DOI Heft:
Nr. 5
DOI Artikel:
Kalf, Jan: Monumentenzorg op de Staatsbegrooting 1911
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19799#0197

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Wieren, paddestoelen en leverkruid beschermen dikwijls de steenen, daar het door
hen bedekte oppervlak bewaard blijft. Mossen doen echter ook wel kwaad. Gevaarlijker
zijn de varens door hunne wortels; nog erger bloeiende planten; ernstig gevaarlijk is alle
houtgewas, zoowel struiken als boomen. Alleen in bizondere gevallen, indien het als poëtisch
kenmerk als het ware behoort bij een monument, mag men houtgewas op muren laten bestaan.

Ruïnes en vervallen muren kan men beschermen door grasafdekking.

Het bekleeden van muren met leiboomen tegen latwerk is onschadelijk, maar
gewoonlijk te bewerkelijk.

Over klimop zijn, blijkens de door den spreker ontvangen mededeelingen, de
meeningen zeer verdeeld. Zijn het metselverband en de mortel slecht, dan kan klimop
kwaad doen; maar aan een goeden muur zal zij, naar de spreker stellig meent, niet hinderen.
Met den wilden wingerd staat het ongeveer evenzoo; hij heeft tegen, dat hij zoo snel
voortwoekert; de Amerikaansche soort doet dat echter minder dan de Duitsche en verdient
daarom de voorkeur. Onschadelijk is de wilde roos, die veel te weinig tegen muren
wordt toegepast.

Boomen dicht bij huizen vormen dikwijls een bescherming tegen het weder en
hebben groote schoonheidswaarde. Indien zij licht en lucht te veel benemen, snoeie men
ze; geveld behooren zij alleen, indien zij muren voortdurend vochtig zouden houden. Zoo
heeft men trouwens ook bij ruïnes ervoor te zorgen, dat de plantengroei ze niet overwoekert.

De spreker wees er ten slotte op, dat »mooie" bloembedden en kunstmatige aan-
plantingen bij ruïnes niet passen, Maar dit is een quaestie van smaak en tact, en die
dienen heel dit vraagstuk te beheerschen, want men zal meestal met twee elementen rekening
moeten houden: het schoonheidsgevoel, dat bepaalt öf en in hoeverre plantengroei bij
een bepaald monument gewenscht is — en de monumentenzorg, die moet beslissen of de
planten zonder bezwaar kunnen worden geduld.

Evenals vorige jaren, werd het congres ook ditmaal besloten met het gemeenschappelijk
bezoek aan eenige monumenten. Wij bezichtigden onder goed geleide in de eerste plaats
natuurlijk Dantzig, verder een klooster met kerk in Oliva, en den Marienburg, het beroemde
kasteel der Duitsche Orde. Dit laatste is en wordt sterk gerestaureerd en gaf ons Hollanders
eens te meer gelegenheid te constateeren, dat de zoo schoone, en krachtig verdedigde, theorieën
over het restaureeren van monumenten, die wij op het congres te hooren krijgen, in de
praktijk toch nog lang niet altijd toepassing vinden in Duitschland. De romantiek schijnt
nog altijd de sterkste.....

JAN KALF.

□ □


185
 
Annotationen