Ten slotte schijnt de abdij in hoofdzaak in het ongelijk te zijn gesteld — gelijk
wij ook van Nuyts vernamen — en veroordeeld de kerk te herstellen in denzelfden staat,
waarin zij vroeger geweest was. Een in minuut nog bewaard briefje x) doet ons zien, hoe
Pieter Vrints, schepen en kerkmeester te Etten, aan den drukker Jacob Seldenslach doet
aanzeggen, als in 1646 eindelijk de herbouw der kerk zal worden aanbesteed, »dat hij
het billet van aanbestedinge ... sal drucken mette woorden »gelijck die voor d'af brandinge
is geweest" staende inde sententiën." Blijkbaar vreesde men ook toen nog, dat de abdij
hiervan zou afwijken, want de drukker wordt tegelijk gewaarschuwd, het billet getrouw
volgens den hem gezonden tekst te zetten, »sonder daerin eénige veranderinge ten believe
van de Bruyn [den rentmeester der abdij] te doen!"
Het geschil liep in hoofdzaak over de wijze van afdekking der kerk. Bij de
herstellingen van 1597 tot 1609
schijnt de abdij de kerk te
hebben doen voorzien van op
balken gedragen vlakke zolde-
ringen, en de Ettenaars, be-
werend, dat hunne kerk vroeger
tonwelven had gehad, waren
daarmede niet tevreden. In ver-
band hiermede deed de abdij
in 1644 een onderzoek instellen
naar den vroegeren toestand der
kerk van Etten en naar de con-
structie, de afdekking vooral,
van de overige dorpskerken in
de Baronie van Breda. Verschil-
lende daarvan waren tijdens den
tachtigjarigen oorlog min of meer
geteisterd en daarna hersteld: blijkbaar hoopte de abdij aan te toonen, dat men dan
dikwijls een tongewelf door een vlakke zoldering had vervangen, om aldus voor hare
handelwijze te Etten een argument te vinden. Wij danken aan deze poging de reeds
vermelde reeks van verhooren, door een notaris behoorlijk geauthentiseerd, waarin allerlei
ooggetuigen, meest ambachtslieden, onder opgave hunner redenen van wetenschap, verklaren
hoe de zolderingen in de verschillende kerken waren gemaakt. Het gaat dan steeds om de
tegenstelling tusschen «getogen", of «getrokken", of »gelambriseert" werk eenerzijds — het
tongewelf — en «gebonden", of »getimmert" werk anderzijds: de vlakke, op balken
gedragen zoldering. Ten slotte blijkt duidelijk uit de verklaring van verschillende oude
lieden, dat de kerk van Etten een tongewelf had gehad — alleen een oud vrouwtje spreekt
1) In het Rijksarchief in Limburg.
216
Afb. 7. De kerk te Etten uit het noordwesten, ± 1730 (naar Pronk).
wij ook van Nuyts vernamen — en veroordeeld de kerk te herstellen in denzelfden staat,
waarin zij vroeger geweest was. Een in minuut nog bewaard briefje x) doet ons zien, hoe
Pieter Vrints, schepen en kerkmeester te Etten, aan den drukker Jacob Seldenslach doet
aanzeggen, als in 1646 eindelijk de herbouw der kerk zal worden aanbesteed, »dat hij
het billet van aanbestedinge ... sal drucken mette woorden »gelijck die voor d'af brandinge
is geweest" staende inde sententiën." Blijkbaar vreesde men ook toen nog, dat de abdij
hiervan zou afwijken, want de drukker wordt tegelijk gewaarschuwd, het billet getrouw
volgens den hem gezonden tekst te zetten, »sonder daerin eénige veranderinge ten believe
van de Bruyn [den rentmeester der abdij] te doen!"
Het geschil liep in hoofdzaak over de wijze van afdekking der kerk. Bij de
herstellingen van 1597 tot 1609
schijnt de abdij de kerk te
hebben doen voorzien van op
balken gedragen vlakke zolde-
ringen, en de Ettenaars, be-
werend, dat hunne kerk vroeger
tonwelven had gehad, waren
daarmede niet tevreden. In ver-
band hiermede deed de abdij
in 1644 een onderzoek instellen
naar den vroegeren toestand der
kerk van Etten en naar de con-
structie, de afdekking vooral,
van de overige dorpskerken in
de Baronie van Breda. Verschil-
lende daarvan waren tijdens den
tachtigjarigen oorlog min of meer
geteisterd en daarna hersteld: blijkbaar hoopte de abdij aan te toonen, dat men dan
dikwijls een tongewelf door een vlakke zoldering had vervangen, om aldus voor hare
handelwijze te Etten een argument te vinden. Wij danken aan deze poging de reeds
vermelde reeks van verhooren, door een notaris behoorlijk geauthentiseerd, waarin allerlei
ooggetuigen, meest ambachtslieden, onder opgave hunner redenen van wetenschap, verklaren
hoe de zolderingen in de verschillende kerken waren gemaakt. Het gaat dan steeds om de
tegenstelling tusschen «getogen", of «getrokken", of »gelambriseert" werk eenerzijds — het
tongewelf — en «gebonden", of »getimmert" werk anderzijds: de vlakke, op balken
gedragen zoldering. Ten slotte blijkt duidelijk uit de verklaring van verschillende oude
lieden, dat de kerk van Etten een tongewelf had gehad — alleen een oud vrouwtje spreekt
1) In het Rijksarchief in Limburg.
216
Afb. 7. De kerk te Etten uit het noordwesten, ± 1730 (naar Pronk).