bekende Lodewijk XlV-voluten, die we, in
strakker en vroeger vorm, ook terzijde van het
middenvenster der eerste verdieping opmerken.
De vorm van de lambrekijnen in de bekroning
boven den ingang, die reeds iets krulligs krijgen,
wijst er eveneens op, dat dit huis in de late
periode van het »Louis-XIV” gebouwd is.
Gaan wij thans binnen, dan wekken al
dadelijk de stucversieringen aan de wanden en
het plafond der vestibule onze bewondering,
vervolgens ook het in denzelfden trant getooide
trappenhuis, dat zijn licht uit een lantaarn ont-
vangt. Een zeer fraai voorbeeld van achttiende-
eeuwsche houtsnijkunst biedt de leuning van
de groote trap. Zoowel deze als de in de gang
uitkomende deuren hebben ook nog het oor-
Detail van plafond in de voorkamer.
Schoorsteenbetimmering in de voorkamer.
spronkelijke paneelwerk bewaard.
In de voorkamer, die men bij het
binnentreden aan de rechterhand heeft, maakt
allereerst het rijk geornamenteerde plafond
met zijn groote schildering indruk. Wij zien
hier een mythologische voorstelling, blijkbaar
een vergadering van Olympische góden. De
groepeering en de wijze, waarop Venus en
Minerva elkander aanzien, doen vermoeden,
dat de schilder een godentwist, zooals de Ilias
en de Aeneïs dien schilderen, heeft uitgebeeld.
Het tafereel is gemerkt: A. Elliger 1730.
De schilder moet dus de in 1701 geboren en
in 1781 te Ede op de Veluwe gestorven
Antonie Elliger zijn, zoon en leerling van
Ottmar Elliger (te Hamburg geboren in 1666).
Hij was bekend als schilder van geschied-
kundige onderwerpen, portretten en genre-
stukken, maar vooral van wand- en schoor-
steenschilderingen met mythologische en
allegorische voorstellingen, die hem, volgens
32
strakker en vroeger vorm, ook terzijde van het
middenvenster der eerste verdieping opmerken.
De vorm van de lambrekijnen in de bekroning
boven den ingang, die reeds iets krulligs krijgen,
wijst er eveneens op, dat dit huis in de late
periode van het »Louis-XIV” gebouwd is.
Gaan wij thans binnen, dan wekken al
dadelijk de stucversieringen aan de wanden en
het plafond der vestibule onze bewondering,
vervolgens ook het in denzelfden trant getooide
trappenhuis, dat zijn licht uit een lantaarn ont-
vangt. Een zeer fraai voorbeeld van achttiende-
eeuwsche houtsnijkunst biedt de leuning van
de groote trap. Zoowel deze als de in de gang
uitkomende deuren hebben ook nog het oor-
Detail van plafond in de voorkamer.
Schoorsteenbetimmering in de voorkamer.
spronkelijke paneelwerk bewaard.
In de voorkamer, die men bij het
binnentreden aan de rechterhand heeft, maakt
allereerst het rijk geornamenteerde plafond
met zijn groote schildering indruk. Wij zien
hier een mythologische voorstelling, blijkbaar
een vergadering van Olympische góden. De
groepeering en de wijze, waarop Venus en
Minerva elkander aanzien, doen vermoeden,
dat de schilder een godentwist, zooals de Ilias
en de Aeneïs dien schilderen, heeft uitgebeeld.
Het tafereel is gemerkt: A. Elliger 1730.
De schilder moet dus de in 1701 geboren en
in 1781 te Ede op de Veluwe gestorven
Antonie Elliger zijn, zoon en leerling van
Ottmar Elliger (te Hamburg geboren in 1666).
Hij was bekend als schilder van geschied-
kundige onderwerpen, portretten en genre-
stukken, maar vooral van wand- en schoor-
steenschilderingen met mythologische en
allegorische voorstellingen, die hem, volgens
32