bedreigd werd. Gelukkig werd hier het gevaar afgewend, doordat het gemeentebestuur
van Deventer het huis aankocht en zoodoende het behoud er van verzekerde. Het
bestuur van den Bond heeft zich natuurlijk gehaast aan den magistraat dier stad oprecht
hulde voor dit kloeke besluit te brengen.
Tot de verdere bemoeiingen van den Bond behoort de instelling van den
Nederlandschen Klokken- en Orgelraad, eene Commissie van advies betreffende klokken,
klokkenspelen en orgels. In het laatst van het vorige jaar wendde zich de gewezen
voorzitter der Utrechtsche Carillon-Commissie, welke het gemeentebestuur van Utrecht
had voorgelicht in zake klokkenspelen in ’t algemeen en het Domspel in ’t bijzonder, tot
den voorzitter van den Bond met de vraag of het niet mogelijk ware door bemiddeling
van den Bond een permanente Commissie in het leven te roepen voor het geven van
adviezen bij het vervaardigen en restaureeren van orgels en klokkespelen. Nadat deze
vraag door het bestuur van den Bond gunstig was ontvangen, hadden eenige voorloopige
besprekingen plaats, waarna definitief tot de instelling van zulk een Commissie werd
besloten. In Januari van dit jaar werd vervolgens deze Nederlandsche Klokken- en
Orgelraad door onzen voorzitter geinaugureerd. De statuten van dezen raad zijn in
gemeenschappelijk overleg vastgesteld; de Raad werkt geheel zelfstandig en is aan den
Bond geen verantwoording schuldig voor de door hem uitgebrachte adviezen, alleen
zendt hij jaarlijks (vóór 15 Juni) bij het bestuur van den Bond een verslag in van zijne
werkzaamheden over het afgeloopen jaar benevens rekening en verantwoording en eene
begrooting. Uit het onlangs ontvangen verslag, dat in het Bulletin zal worden afgedrukt,
zal U blijken, dat deze raad inderdaad aan zijn doel beantwoordt.
Tenslotte moge hier nog een voorbeeld van een geslaagd bemiddelend optreden
van den Bond vermeld worden. Zoodra onzen voorzitter gebleken was, dat de tusschen-
komst van den Bond de mogelijkheid opende om een einde te maken aan de onaangename
kwestie betreffende het Zuid-Afrikaansch Museum te Dordrecht, wendde hij zich tot de
partijen met het voorstel om de hangende geschillen te onderwerpen aan de uitspraak van
eene door den Bond te benoemen commissie. Dit voorstel werd aanvaard, en het gelukte
hem om de heeren Mr. J. Oppenheim, lid van den Raad van State, Prof. Mr. A. C. Visser
van IJzerdoorn, en Prof. Mr. W. L. P. A. Molengraaff, hoogleeraar te Utrecht, bereid te
vinden om als door den Bond benoemde Commissie te trachten de partijen tot een
vergelijk te brengen. Het zal u genoegen doen te vernemen, dat de bemoeiingen dezer
Commissie tot resultaat hebben gehad, dat de hangende kwesties, die reeds lang in den
lande, vooral ook in het buitenland, een ongunstigen indruk hebben gewekt, binnenkort
tot het verleden zullen behooren.
□ □ □
ddd
212
van Deventer het huis aankocht en zoodoende het behoud er van verzekerde. Het
bestuur van den Bond heeft zich natuurlijk gehaast aan den magistraat dier stad oprecht
hulde voor dit kloeke besluit te brengen.
Tot de verdere bemoeiingen van den Bond behoort de instelling van den
Nederlandschen Klokken- en Orgelraad, eene Commissie van advies betreffende klokken,
klokkenspelen en orgels. In het laatst van het vorige jaar wendde zich de gewezen
voorzitter der Utrechtsche Carillon-Commissie, welke het gemeentebestuur van Utrecht
had voorgelicht in zake klokkenspelen in ’t algemeen en het Domspel in ’t bijzonder, tot
den voorzitter van den Bond met de vraag of het niet mogelijk ware door bemiddeling
van den Bond een permanente Commissie in het leven te roepen voor het geven van
adviezen bij het vervaardigen en restaureeren van orgels en klokkespelen. Nadat deze
vraag door het bestuur van den Bond gunstig was ontvangen, hadden eenige voorloopige
besprekingen plaats, waarna definitief tot de instelling van zulk een Commissie werd
besloten. In Januari van dit jaar werd vervolgens deze Nederlandsche Klokken- en
Orgelraad door onzen voorzitter geinaugureerd. De statuten van dezen raad zijn in
gemeenschappelijk overleg vastgesteld; de Raad werkt geheel zelfstandig en is aan den
Bond geen verantwoording schuldig voor de door hem uitgebrachte adviezen, alleen
zendt hij jaarlijks (vóór 15 Juni) bij het bestuur van den Bond een verslag in van zijne
werkzaamheden over het afgeloopen jaar benevens rekening en verantwoording en eene
begrooting. Uit het onlangs ontvangen verslag, dat in het Bulletin zal worden afgedrukt,
zal U blijken, dat deze raad inderdaad aan zijn doel beantwoordt.
Tenslotte moge hier nog een voorbeeld van een geslaagd bemiddelend optreden
van den Bond vermeld worden. Zoodra onzen voorzitter gebleken was, dat de tusschen-
komst van den Bond de mogelijkheid opende om een einde te maken aan de onaangename
kwestie betreffende het Zuid-Afrikaansch Museum te Dordrecht, wendde hij zich tot de
partijen met het voorstel om de hangende geschillen te onderwerpen aan de uitspraak van
eene door den Bond te benoemen commissie. Dit voorstel werd aanvaard, en het gelukte
hem om de heeren Mr. J. Oppenheim, lid van den Raad van State, Prof. Mr. A. C. Visser
van IJzerdoorn, en Prof. Mr. W. L. P. A. Molengraaff, hoogleeraar te Utrecht, bereid te
vinden om als door den Bond benoemde Commissie te trachten de partijen tot een
vergelijk te brengen. Het zal u genoegen doen te vernemen, dat de bemoeiingen dezer
Commissie tot resultaat hebben gehad, dat de hangende kwesties, die reeds lang in den
lande, vooral ook in het buitenland, een ongunstigen indruk hebben gewekt, binnenkort
tot het verleden zullen behooren.
□ □ □
ddd
212