Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 10.1917

DOI Heft:
[Nr. 5]
DOI Artikel:
Martin, Wilhelm: Aanwinsten van het Mauritshuis
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19806#0228

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Het portret, dat wij hierbij afbeelden, is op paneel geschilderd en meet 34 bij
24.7 c.M. De afgebeelde, tegen een lichtgroenen, bijzonder mooien achtergrond uitkomend,
draagt een muts van vlammend oranjerood laken. Daaraan is een medalje gehecht, waarop
Simson, die den leeuw den muil openrijt.

De donkerkarmijnkleurige kleeding met bruin bont geeft, met achtergrond en muts,
een eigenaardige, fascineerende kleurschoonheid aan het geheel en bepaalt de coloristisch
belangrijke werking der vleeschkleur van gelaat en hand, in dit verband daarom zoo
bijzonder, omdat het gelaat en de vingers, ondanks de felheid van het coloriet der muts,
toch geheel tot hun recht komen.

Met eigenaardige, half droomende oogen voor zich uit starend en onzen blik
vermijdend, de tengere lippen opeen geklemd, doet het wezen van den afgebeelde typisch
laat-middeleeuwsch aan. De tengere vingers en de subtiele wijze van vasthouden van den
rooden anjer verraden hetzelfde sentiment. De behandeling daarentegen : de schaduwgeving
bij de jukbeenderen, de plaatsing van den kop in de omlijsting, wijzen op het eerste
begin der zestiende eeuw, terwijl ook de muts en de medalje een dateering omstreeks
1510 waarschijnlijk maken. Zuiver picturaal-technisch komt Brugge als plaats van ontstaan
van dit stukje in aanmerking.

Om deze redenen is »de Man met de Simson-medalje” in het Mauritshuis tentoon-
gesteld als het werk van een »Brugsch Meester van omstreeks 1510”.

Het eerst was — gelijk later bleek — mijn aandacht op het portretje gevallen op
de groote Primitieven-Tentoonstelling te Brugge in 1903 1), waar het door den Heer Nardus
was ingezonden als Petrus Cristus. Voordien behoorde het tot de bekende verzameling
Pallavicini-Grimaldi, die in 1899 te Genua werd verkocht, bij welke gelegenheid het
Brusselsch Museum de prachtige »Nood Gods met den rooden avondhemel” van Rogier
van der Weyden verwierf.

Naar aanleiding van de Primitieven-Tentoonstelling is ons portretje nogal eens in
de literatuur vermeld. Allereerst in Hulin’s Catalogue critique (1903), die het noemt
(n°. 146): Inconnu (Brugeois?) vers 1510—25, en die zich kant tegen de toeschrijving
aan Petrus Cristus, daarbij eenige andere werken van dezelfde hand vermeldende.

Later is Friedlander in het Repertorium f. Kunstwissenschaft (1903, blz. 147) en
in het bij Bruckmann uitgegeven prachtwerk over de Brugsche tentoonstelling uitvoeriger
erop teruggekomen (blz. 26). Hij houdt het portret voor het werk van een onbekend
navolger van den Brugschen Gerard David, en schrijft aan dezen navolger bovendien
nog toe een schilderijtje in de collectie J. Simon (Berlijn, Kaiser Friedrich-Museum, foto
Bruckmann in de serie 1903 Brugsche tentoonstelling); één in de collectie Farrer te Londen
en één in den Londenschen kunsthandel2). Hulin noemt — in verband met opmerkingen
van Friedlander — in den catalogue critique bij het daar als »Inconnu Brugeois vers 1520 ?”

1) Vgl. »Elzevier’s Maandschrift”, Winternummer 1903, blz. 14.

2) Bij Colnaghi. Later (1904) tent. Dusseldorp, Cat. n°. 157. Fot. Bruckmann.

216
 
Annotationen