Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 10.1917

DOI Heft:
[Nr. 6]
DOI Artikel:
Boeles, P. C. J. A.; Byvanck, Alexander W.: De legioen-teekens in de verzameling kam: [Naschrift von A. W. Bijvanck]
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19806#0291

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
aandacht; indien zij althans als zoodanig aanvaard mogen worden. Dit laatste mag echter
m. i. nog wel wat nader aangetoond worden en het doel van deze regelen is dan ook
uitsluitend om aan te dringen op verder onderzoek naar de herkomst der beeldjes, op
een oogenblik waarop zulks nog met kans op resultaat kan geschieden.

Hoewel het reeds in het algemeen gewenscht is om bij belangrijke vondsten de
vindplaatsen zoo nauwkeurig mogelijk vast te stellen, meen ik dat er in dit geval ook
bizondere redenen zijn om de opgaven van de verkoopers te controleeren.

In dezen zomer bracht ik, in verband met eene nieuwe beschrijving van in Friesland
gevonden romeinsche oudheden, weer eens een bezoek aan de verzameling van den heer Kam,
waarop ons land recht heeft trotsch te zijn.

Het kan zeker geen kwaad er nog weer aan te herinneren hoezeer deze collectie,
speciaal de romeinsche oudheden uit Nijmegen en omtrek, in binnen- en buitenland door
deskundigen gewaardeerd wordt en men begrijpt de voldoening, waarmede de gelukkige
en verdienstelijke bezitter van deze verzameling, al rondleidend door zijn museum vertelt
van de bezoeken van bekende geleerden, die met hem hebben gestaan bij dit onuit-
puttelijk rijke materiaal: van Curie, die de eerste volledige en moderne beschrijving gaf
van eene romeinsche legerplaats in het noorden van Engeland en hier de prachtige
romeinsche helmen kwam bestudeeren; van Prof. Schumacher uit Mainz en nog vele
anderen, te talrijk om te noemen.

De thans 81-jarige, maar nog altijd onvermoeid hulpvaardige heer Kam bracht mij
eerst in zijn studeervertrek om de laatste aanwinsten te toonen. Op een tafel stond het door
Dr. B. afgebeelde leeuwtje, waarin onmiddellijk een legioenteeken te herkennen viel, wegens
de overeenkomst van het holle voetstuk met dat van den bekenden bok uit Wiesbaden.

Toevallig had Dr. Byvanck mij een paar weken te voren medegedeeld dat de
heer Kam een legioen-teeken in den vorm van een zeepaardje verworven had en was het
dan ook wel eene verrassing hier nog een ander teeken als jongste aanwinst aan te treffen,
te meer waar mij uit de literatuur alleen de voormelde bok bekend was. Het leeuwtje
maakte geen onverdeeld gunstigen indruk. De kleur was donker en dof, met hier en daar
leelijke hard-groene patina en in het algemeen ontbrak m. i. het uiterlijk van een brons,
dat eeuwen in den grond heeft gezeten.

De heer Kam vertelde dat hij het voorwerp gekocht had van een handelaartje,
tegelijk met een paar vuursteenen beitels, die mij voorkwamen wel echt te zijn. De vind-
plaats zou zijn de Hatertsche heide, wat wel overeenkomt met de opgave van Dr. B.
»de heide onder Overasselt ten Z.W. van Nijmegen”.

Nu kan men helaas de door kooplieden opgegeven vindplaatsen zonder controle
zelden als juist aanvaarden. De geschiedenis van het bronzen beeld van keizer Augustus
uit deze zelfde verzameling is daarvan een waarschuwend voorbeeld. Het is ook afkomstig
van een handelaar en zou gevonden zijn bij Millingen in de buurt van Nijmegen,
niet ver van eene echte munt, door een arbeider, die een en ander anderhalf jaar onder
zich gehouden zou hebben, voordat hij het aan den antiquair verkocht; maar na de

279
 
Annotationen