Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 10.1917

DOI Heft:
[Nr. 6]
DOI Artikel:
Boeles, P. C. J. A.; Byvanck, Alexander W.: De legioen-teekens in de verzameling kam: [Naschrift von A. W. Bijvanck]
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19806#0293

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
reden voor ons land, en vooral voor de stad Nijmegen, om trotsch te zijn op deze
collectie met haar overvloed van schoone en belangrijke oudheden.

Tot deze belangrijke oudheden blijf ik rekenen de twee door mij gepubliceerde
bronsjes. Want de Heer Boeles is, geloof ik, in dit geval wat al te voorzichtig. Van
beide voorwerpen immers is de vindplaats met betrekkelijk groote zekerheid bekend. Het
zeepaardje werd uit de Waal opgebaggerd tusschen de kribben onder Deest. En dat is
toch werkelijk geen bekende vindplaats van Romeinsche oudheden. Controle was bij
deze opgaaf niet mogelijk. Maar reden tot wantrouwen was er naar mijn meening niet.
Bovendien is dit voorwerp zonder twijfel antiek.

Minder zekerheid heeft men aanvankelijk omtrent het leeuwtje. Bij bronzen uit
later tijd, die in de provincie zijn gemaakt, kan men imitaties zeer veel moeilijker herkennen.
Maar ook in dit geval behoeft men niet te twijfelen. Een dergelijke patina is immers bij
bronzen uit zoo laten tijd niet ongewoon. En de vrij enstige beschadigingen getuigen
voor de echtheid. Bovendien maakt de Heer Kam mij nog opmerkzaam op een gedeelte
van den hals, waar het metaal door den tijd is verteerd. — Wel is de overeenkomst met
het bronsje te Wiesbaden opvallend. Maar er is ook weer een belangrijk onderscheid.
De maten en verhoudingen zijn geheel anders. En vooral het holle voetstuk is bij de
twee veldteekens van verschillenden vorm.

Ook de herkomst van het voorwerp is niet verdacht. De Heer Kam kon mij zelfs
op de stafkaart precies de plaats aanwijzen, waar het bronsje was opgedolven: op de
Heide onder Overasselt, waar op de kaart is te lezen het woord Ruïne. Vroeger had de
Heer Kam op dezelfde wijze en uit dezelfde omgeving reeds een groot aantal ongetwijfeld
echte voorwerpen verworven. Ik hield een nader onderzoek dus voor overbodig.

Het vertrouwen in de echtheid werd nog versterkt door de bestudeering. Want
het bleek daarbij, dat de stijl van het beeldhouwwerk volkomen overeenstemt met de
dateering, die de vorm van het voorwerp aanwees. De falsificatie, als daarvan sprake kon
zijn, moest dus zijn geschied door een vrij ervaren archaeoloog.

Een falsificatie uit Nijmegen kreeg ik nog onlangs in handen. Het was een antieke
bronzen ketel, waarop blijkbaar niet lang geleden een aantal voorstellingen en ornamenten
waren gegraveerd, ontleend aan een of ander oudheidkundig handboek. Neptunus, een
vaandeldrager van een legioen, een decoratie naar kommen van terra-sigillata, waren op
dien ketel te zien. Dat het leeuwtje zou zijn gemaakt op dezelfde plaats als deze onhandige
imitatie, is geheel ondenkbaar.

Bovendien zijn dergelijke veldteekens niet zoo buitengewoon zeldzaam. Alleen is
op te merken, dat wij van geen van deze teekens met zekerheid weten, dat het een
herkenningsteeken was van een legioen. Het was ook niet moeilijk een lijst van deze
figuren samen te stellen. Daarbij wees het artikel signum in de Dictionnaire des antiquités
den weg. En ik vond een aantal van zulke voorwerpen bij het naslaan van de catalogi
der verzamelingen van bronzen. Bijna allen waren ook opgenomen in het Répertoire de
la Statuaire van S. Reinach. Een lijst van deze voorwerpen had evenwel naar mijn meening

281
 
Annotationen