Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 12.1919

DOI Heft:
[Nr. 1]
DOI Artikel:
Martin, Wilhelm: Boerhaave's beeltenis door Aert de Gelder
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19838#0036

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Het is hier niet de plaats, uit te weiden over dit verschijnsel, waaraan de behoefte
aan het kennen van den vorm der dingen en de natuurlijke gave van het opmerken en
memoreeren daarvan ten grondslag liggen, en waarbij mede de aangeboren en door het
leven ontwikkelde gave der «menschenkennis” een zeer groote rol speelt.

Wilde men het woord Menschenkennis bovendien in rnaterialistischen zin inter-
preteeren, dan zou men dadelijk reeds komen op de anatomische wetenschap, het grootste
contact-punt der medici en kunstenaars, een contact, dat in Rembrandt’s tijd gebleven
was en door hem opnieuw is versterkt en dat bij zijn leerling de Gelder zeer wel kan
hebben nagewerkt. Zoo kan ook Boerhaave evengoed getreden zijn in het voetspoor
van den door Rembrandt en Elias vereeuwigden Doctor Tulp en zouden wij ons heden
de illusie mogen maken, dat het buitengewone in de Gelder’s Boerhaave-beeltenis een
gevolg is van deze sympathieke «voeling” tusschen die twee edele menschelijke kunsten,
de schilderkunst en de geneeskunst.

Het buitengewone in deze beeltenis, zeide ik. Inderdaad, zij is buitengewoon èn
als portret van Boerhaave èn als werk van Aert de Gelder. Is er één portret van
Boerhaave, waarin zóó levendig zijn geniaal intellect, zijn pittigheid, het aantrekkelijke
van zijn verre van fraai uiterlijk is uitgedrukt? Is er één, waarvan zulk een
overtuiging uitgaat?

Als werk van de Gelder is het ook zeer belangrijk. Niet slechts, omdat het de

arbeid is van een zeven en zeventigjarige; ook omdat het zoo wonderbaarlijk rijp is

in de opvatting: zoo zuiver in de wijze, waarop de schilderachtige opvatting en de

portret-functie elkander in evenwicht houden, zoo prachtig tevens gecomponeerd in den
moeilijken, toen opnieuw voor portretten in zwang komenden ovaal-vorm.

Terecht bewondert dan ook de Gelder’s biograaf, Dr. Lilienfeld, dit portret in

hooge mate en spreekt hij van de meesterlijke breedheid in de behandeling van den

karakteristieken kop.

Ook de hand — een kleine bewegelijke hand — zeer bijzonder mooi in de

lichtwerking, is een van de aantrekkelijkheden van dit portret.

De Gelder heeft Boerhaave in hetzelfde jaar 1722 nog eens geschilderd, tezamen
met zijn vrouw en dochter. Deze groep bevindt zich nog heden bij een nakomeling van
Boerhaave, Douairière Bsse Schimmelpenninck v. d. Oye, Huize de Poll bij Voorst.

Ook het thans in eigendom aan het Mauritshuis overgegane portret behoorde
tot voor eenigen tijd tot het bezit van een afstammeling van Boerhaave, doch was
daarna eigendom van den kunsthandelaar Goudstikker geworden. Aan de bijzondere
kunstliefde van den Heer D. A. J. Kessler te ’s-Gravenhage, die het kocht en aan het

Mauritshuis ten geschenke gaf, is het te danken, dat dit meesterlijke portret van een der

grootste Europeesche beroemdheden der achttiende eeuw, deze beeltenis van «onzen”
Boerhaave, thans voorgoed een plaats heeft in een onzer Rijks-musea.

’s-Gravenhage, Dec. ’18. W. MARTIN.

26
 
Annotationen