Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 12.1919

DOI Heft:
[Nr. 2]
DOI Artikel:
Erven Dorens, A. A. G. van: Bouwgeschiedenis der St. Janskerk te 's-Hertogenbosch
DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.19838#0071

DWork-Logo
Überblick
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Verder is er, bij de herstellingswerken onder aan den toren, een verglaasde bak-
steenen console gevonden, in profiel gelijk aan de overige torenconsoles, doch zóó gering
van afmeting (8 c.M. breed en 14 hoog) dat men haar niet afkomstig kan veronderstellen
uit een boogfries aan kerk of toren. Wel uit een
of ander kleiner onderdeel. En nu is de eenige plaats
die ik aan een dergelijke kleine console zou kunnen
geven, de tympan der torenvensters (zie detailteeke-
ning raam), waarvan dus een enkel met inlandsch
materiaal versierd zou kunnen zijn inplaats van met tuf.

Dat de torenbouw zelve na zooveel honderd
jaren nog duidelijk vertelt, dat zijn ontwerper geen
Bosschenaar was, maar een vreemdeling is zeker een
eigenaardige archaeologische bijzonderheid.

Ziehier de verklaring.

Het torenplan is ontworpen en uitgevoerd
naar den maatstaf van een elders gebruikelijke een-
heidsmaat of voet ter lengte van ongeveer 30 c.M.

Ware de bouwmeester een inwoner geweest, hij had
zich ongetwijfeld bediend van den Bosschen voet,
die slechts 28™ c.M. haalt, zooals ik aan de oudste
gebouwen (Roodenburg) en aan de XlIIde eeuwsche
stadsmuren en poorten heb kunnen waarnemen :).

De uitheemsche en de Bossche voetmaat doen
mij thans aan den St. Janstoren oud en nieuw werk
gemakkelijk onderscheiden.

Het begane-grond-peil ligt circa 30 c.M. onder
de Torenstraat en circa 55 c.M. onder den kerkvloer.

De XlIIde eeuwsche architect bepaalde de toren-
afmetingen aan de basis op 40 uitheemsche voeten
langs elke zijde, dus op ongeveer 12 X 12 M. Contre-
lorten zijn niet aangewend. Voor den torenopstand
projecteerde hij drie geledingen. De onderste twee elk
ter hoogte van éénmaal, de bovenste ter hoogte van
de halve torenbreedte.

De toren is over zijne breedte door lisenen
in vakken verdeeld. De onderste verdieping heeft
twee zéér breede hoeklisenen, met een ruim 7 M. breed vak daartusschen, hetwelk 1

Plaat VI. Dwarsdoorsnede van het oor-
spronkelijk muurwerk over A—B.
a. Raamnis. b. Plaats van het vermoede-
lijk uitgebroken, ribloos kruisgewelf,
c. Schietspleet of lichtopening.
d. Tegenwoordig peil van
den toren.

1) Deze standaardmaat, in ijzer op het stadhuis bewaard, is van de stichting der stad tot aan
de invoering van het metrieke stelsel in bijna alles wat lengte, breedte of diepte had aangewend en
gehandhaafd.

61
 
Annotationen