Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 12.1919

DOI Heft:
[Nr. 2]
DOI Artikel:
Erven Dorens, A. A. G. van: Bouwgeschiedenis der St. Janskerk te 's-Hertogenbosch
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19838#0086

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
worden opgespoord. Om als schuur beter dienst te doen is indertijd de achtergevel
doorgebroken geworden, om ook daar een groote schuurdeur te plaatsen; er werden
evenwel aan de balken en stijlen voldoende gegevens gevonden van den oorspronkelijken
toestand, zoodat oordeelkundige restauratie is mogelijk gebleken.

De plattegrond is bijna kwadraatvormig; bij een breedte van 10.25 M. een lengte
van slechts 10.75 M. (in de 18de eeuw werden huizen van deze geringe lengte niet
meer gebouwd), de gevel tot aan den top is 7.75 M., de zijmuren zijn 1.60 M. hoog.
Het huis is geheel van eikenhout gebouwd, alle verbindingen zijn gehecht met houten spieën.

De hoofdconstructie bestaat uit vier gebinten; zware, 4 M. hooge standers, staande
onderling op gelijken afstand en rustend elk op een groote veldkei, zijn op V5 van hun
hoogte twee aan twee verbonden met even zware dwarsbalken; het eerste en laatste
gebint staan ter plaatse van voor- en achtergevel, zoodat de binnenruimte in drie gelijke
vakken gedeeld wordt; op de standers ter weerszijde rust een zware balk, die het
steunvlak vormt van het imposante dak.

De in vakwerk gebouwde zijmuren, die geen constructieve functie vervullen, staan
op een rondom liggende grondplaat, die, telkens waar een stijl gesteld is, weer door
een groote veldkei ondersteund wordt (zie fig. 5 en 6).

De afbeeldingen van het huis in aanbouw maken duidelijk, hoe de wanden
gedicht zijn, met onder in gleuven, boven in gaten, tusschen de regels gestoken stokken,
waaromheen een teenen vlechtwerk, dat later, aan buiten- en binnenzijde met leem werd
bestreken. Men kan ook zien, hoe de dakspanten, in verband gehouden bovenaan door
hanebalken en voorts door lange schuins loopende schoren, met ruw gekloofde latten
zijn bezet; de dakbedekking bestaat uit een 15 c.M. dikke stroolaag *).

De achtergevel, waarin de hooge dubbele schuurdeur, vertoont een vooruitspringende
planken topbedekking; aan den voorgevel, die het woongedeelte van het huis begrenst,
is de vooruitspringende top bedekt met stroo, met eenvoudig vlechtwerk versierd. De
windveeren aan den woonkant-gevel zijn bekroond door een christelijk symbolisch
versieringsmotief, het kruis met het hart, terwijl die aan den schuurkant, in verbasterd
ornament, de heidensche Wodan-paardekoppen vertoonen (zie fig. 2 en 3).

Een korte lage uitbouw, noodig om binnen, achter den haard, meer ruimte te
winnen, is doorbroken door vier venstertjes, met in lood gezette ruiten; deze en een
klein raampje, naast de smalle woningdeur in den voorgevel, vormen den eenigen
lichtinval in het huis, dat in stemmig, wonderlijk half-duister gehuld blijft.

Het karakteristieke van de oud-saksische woning is het ongedeeld zijn der binnen-
ruimte; mensch en dier leven er in één groot vertrek bijeen. Van het huis uit Vasse is
het woongedeelte één, de deel twee vakken groot; de haard, het symbolisch, hier ook 1

1) Voor nauwkeuriger beschrijving van constructie en gewestelijke benaming der onderdeden
van het Saksisch huis worde verwezen naar Dr. Gallée, Het Boerenhuis in Nederland, Oosthoek,
Utrecht, 1904, en naar Werner Lindner, Das Niedersachsische Bauernhaus in Deutschland und Holland,
Verlag Ernst Geibel, Hannover 1912, en ook naar het eerder genoemde werk van W. Pessler.

76
 
Annotationen