Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 12.1919

DOI Heft:
[Nr. 2]
DOI Artikel:
Erven Dorens, A. A. G. van: Bouwgeschiedenis der St. Janskerk te 's-Hertogenbosch
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19838#0088

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
nog een bedstede en een weefkamertje, waar juist plaats genoeg is voor de daar opge-
stelde weefstoel; het is de wintercel van den boer, die er, door het smalle glasruitje,
maar karig licht op zijn getouw ziet schijnen.

In al zijn eenvoud geeft het interieur van dit Twentsch huis, door den krachtigen
opbouw, de mooie proporties, de kleur, het fijn getemperde licht, een bekoring, die
niemand onverschillig laat in zijn waardeering voor het bouwwerk, dat door den boeren-
handwerksman, van kunstbegrip onbewust, naar oude bewaarde tradities, getimmerd werd,
uit materiaal, bij zijn erf gevonden en met gebrekkig gereedschap bewerkt1 2).

Op het terrein-gedeelte voor Overijssel bestemd is ook in aanleg geprojecteerd
een achttiende-eeuwsche Saksische boerenhoeve, zooals er, in ongerepten staat, in die
provincie nog worden aangetroffen, doch waarvan elk jaar worden afgebroken of bedorven
door verbouwing en schennende moderniseering 3).

Op het erf, omgeven door een lagen wal, met eiken kreupelhout beplant, (»eekwal”)
staan bij het groote boerenhuis de bijgebouwen, de hooi- en korenschuur, de stal voor
het kleine vee, de wagenschuur, het bakhuis, de bijenstal, enz. Van zulk een boerderij-
complex heeft het museum nog alleen het bakhuis kunnen verkrijgen; het is afkomstig
van het erf »Eekman”, bij Denenkamp (zie fig. 7).

De hoofdconstructie van het gebouwtje komt overeen met die van het hierboven
beschreven 17de eeuwsche boerenhuis; de standers en de zijmuurtjes, die tusschen deze
zijn opgetrokken, ook de voor- en achtergevel, rusten hier op Bentheimer steen; het
oostelijke zijmuurtje, waaroverheen het dak, met pannen gedekt, veel lager reikt dan aan
de andere zijde, is nog met leemen vakken gedicht; van de overige drie muurtjes bestaat
het vakwerk uit baksteen. Beide houten topgevels springen iets vooruit en zijn ondersteund
door eenvoudig geprofileerde consoles. In het kozijn, boven de ruw houten deur, is
het jaartal 1741 gesneden; de bakoven is in den achtergevel uitgebouwd.

De overhuiving van het eene dakvlak vindt zijn verklaring in de plaatsing, aan
die zijde, van een rij korven, die er het vroege oosterlicht en tegelijk de beschutting
bieden voor de bijenzwermen, die er wonen komen.

De economische vinding, het bakhuis en de open »iemenschuur” in één bouw
samen te vatten, breekt het symmetrische in het eenvoudige huisje en geeft het een behagelijk,
meer schilderachtig aspect3).

Kort bij den museum-ingang zijn eenige hutten opgesteld, want het plan geeft aan

1) Door een noodlottig ongeval is dit Twentsche huis, den 5en April door brand geheel verloren
gegaan; de groote teleurstelling, door het verlies van dit zeldzaam bouwwerk verwekt, is geweken, nu
een soortgelijk huis als het verbrande nog kon verkregen worden, staande op het erf »Dubbelink" in
de Boerschap Beuningen, gem. Losser; het wordt eerdaags naar het museumpark overgebracht.

2) Ik vond in Twente een »los huis”, waar een timmerman, met stads-ondervinding, tot groote
bewondering der bewoners, bezig was een scheidingsmuur in de deel te timmeren, van vurehouten
stijlen en regels, met triplexplaten gevuld, het schot zou grijs geverfd worden.

3) Het bakhuis werd aan het museum geschonken door den heer A. J. H. Blijdenstein te
Enschedé en is in 1916 naar Arnhem overgebracht.

78
 
Annotationen