Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]: Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond (2.Ser. 12.1919)

Het huisje is, door een planken scheiding gedeeld in twee vertrekken, een bergplaats, open
tot aan de nok, en een woonkamer met zoldering. Armelijk is de bedstede, de getimmerde
muurkast, zonder deur, het schouwtje met open vuur, de tafel, stoelen en wat huishoudgerei,
die het woonvertrek zijn gezelligheid geven. Al is die ook van de meest schamele soort,
een beteren indruk wekt ze dan sommige benauwde behuizingen in stads-achterbuurten.

Bij de verzameling
hutten verdient ook opge-
i nomen te worden het nog
primitiever type, zonder
opstaande wanden, het
dak rustend direct op het
uitgediept, ovaalvormig
grondvlak. Deze hut komt
nog voor op de Veluwe,
als tijdelijke woning van
houtschillers, en vertoont
overeenkomst met prehis-
torische woningen, waar-
van overblijfselen terug-
gevonden werden bij het
Uddeler meer J).

Als curiosum is bij
de hutten-afdeeling ge-
plaatst een houten huisje,
met pannendak, de kleinst
denkbare één-persoons-
woning, een der twee
laatst overgeblevene van
een dertigtal, dat in een
groep bij elkaar gestaan
heeft, aan de overzijde
van het Y te Amsterdam
en dat nog bewoond

Fig. 9. Standaardmolen, afkomstig uit Huizen (N.-H.). werd tot op den dag, dat

het afgebroken is en over-
gebracht naar het museum. De huisjes behoorden aan Volendammer visschers, proto-typen
van de latere forensen; de rustdagen brachten zij door bij hun gezin, aan de Zuiderzee, 1

1) Men leze: Nederlands vroegste Geschiedenis, Dr. J. H. Holwerda, blz. 18, afbeelding:
Platenatlas, blz. 3.

80