Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 12.1919

DOI Heft:
[Nr. 3]
DOI Artikel:
Weve, Jan J.: Monumenten van geschiedenis en kunst in Nijmegen
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19838#0105

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
In 1733 verscheen voor de 1ste maal Arkstee’s berijmde lofspraak op Nijmegen
»de Hoofdstad der Batavieren”. Het waren voornamelijk de aanteekeningen der genoemde
oudheidkundigen, die aan deze uitgave, maar vooral aan de latere van 1788, waarde gaven.

Dat Nijmegen de plaats inneemt, die door Tacitus in zijn verhaal van den opstand
der Germanen onder Claudius Civilis, als de stad of sterkte der Batavieren wordt genoemd,
stond dan ook tot op onzen tijd bij vrijwel de meesten vast.

Streng wetenschappelijk werk, in den geest waarin onze bij uitstek kritisch aangelegde
tijd dit opvat, hebben de vroegere onderzoekers en schrijvers evenwel met betrekking
tot Nijmegen’s geschiedenis niet geleverd. Eerst in de laatste tijden is daarmede begonnen,
jammer genoeg, nadat vele voor de wetenschap
belangrijke vondsten waren weggesleept en van
vele andere de juiste vindplaatsen niet waren
opgeteekend.

Nadat gedurende de laatste kwart-eeuw
verschillende onderzoekers, ten deele onaf-
hankelijk van elkander, nieuwe bouwstoffen
voor de reconstructie van Nijmegen’s oudste
geschiedenis hadden verzameld :), heeft Dr. J.

H. Holwerda te Leiden in de allerlaatst ver-
loopen jaren in een te voren nog niet omwoelden
bodem, aan de oostzijde der stad, een stelsel-
matig onderzoek ingesteld, dat in zijn voor-
loopige uitkomsten een nieuw en helder licht
schijnt te werpen op een der belangrijkste
vraagpunten van Nijmegen’s oudst verleden.

Er waren op dit gebied moeilijkheden
overgebleven, die steeds nieuwe verklaringen
uitlokten, maar nimmer tot een bevredigende
oplossing hebben geleid. De belangrijkste strijd-
vraag was ontstaan door het verschil in de

benamingen, die de geschiedbronnen geven aan de plaats, welke met het tegenwoordige
Nijmegen schijnt overeen te komen. Tacitus spreekt van «Oppidum Batavorum”, Ptolomaeus
van »Batavodurum” als hoofdstad der Batavieren. De laatste benaming wordt door Tacitus
mede gebruikt, maar onderscheiden van de eerste. Op de kaart van Peutinger staat bij
het belangrijke wegenknooppunt, dat met het tegenwoordige Nijmegen samenvalt, de
naam »Noviomagus”.

Dr. Holwerda heeft nu een kamp naar Germaanschen bouwtrant, maar met

1) Wij denken hier o. m. aan het belangrijke museum van romeinsche oudheden, dat de heer
G. M. Kam te Nijmegen uit eigen middelen heeft opgericht.

Kronenburgertoren.

95
 
Annotationen