Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 12.1919

DOI Heft:
[Nr. 3]
DOI Artikel:
Weve, Jan J.: Monumenten van geschiedenis en kunst in Nijmegen
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19838#0110

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Verschillende Duitsche keizers vertoefden achtereenvolgens in de keizerlijke palts,
totdat deze in 1047 bij een strijd tusschen Hendrik III en Godfried van Lotharingen,
tot den grond toe werd verbrand. De kroniekschrijvers, die ons dit feit verhalen, zijn
eenstemmig in hun lof over de pracht van het gebouw en de grootte van het verlies,
dat geleden werd.

De burcht blijft nu voorloopig onbewoond. Eerst in 1064 verschijnt er met Hendrik IV
weer een Duitsch keizer, maar het paleis had zijn waardigheid ingeboet en bleef in verval,
totdat de van grootsche idealen vervulde keizer Frederik Barbarossa besloot het in zijn
ouden luister te herstellen (1155). Die herstelling stond vrijwel met een geheele verbouwing
gelijk en vormde met hare muren en torens den eigenlijken kern van het kasteel, zooals
de eeuwen ons dit, helaas slechts in beeld, hebben overgeleverd.

Karei de Groote had ten behoeve van de paltshofhouding een uitgestrekt gebied

aan zijn stichting verbonden, het latere
»Rijk van Nijmegen”, waarvan een
groot gedeelte, te zamen met de stad,
thans nog als Gemeente een in zekeren
zin zelfstandig geheel uitmaakt.

Gedurende de middeneeuwen waren
Burcht en »Rijk” rijksgrond. De stad
kon moeilijk onbeschermd blijven en
moet reeds betrekkelijk vroeg om-
muurd zijn geweest, maar het tijdstip
harer bevestiging is onbekend.

In 1230 verhief keizer Hendrik VIII
Nijmegen tot rijksstad, waarbij hij
haar dezelfde rechten schonk, die

Wapensteen der Hezelpoort, A°. 1541. Aken en andere rijkssteden groten.

Zij had derhalve toen reeds stads-'

recht, waaruit wederom volgt, dat zij in elk geval bevestigd was. De burcht lag nog
immer buiten de veste.

Toen graaf Willem II van Holland in 1247 tot Roomsch-koning verkozen was, ver-
pandde hij nog in hetzelfde jaar den burcht met diens domein en de stad aan zijn neef Otto II
van Gelderland, daar hij geld noodig had om zijn kroning te Aken te bewerken. Dit
pandschap werd daarna verzwaard, maar is nimmer ingelost, zoodat Nijmegen, ofschoon
Rijkseigendom, Geldersch bleef. Eerst bij den vrede van Munster in 1648 werd het verband
met het Duitsche rijk verbroken.

Van lieverlede gingen nu onder het Geldersch bestuur de waardigheid en het gezag
van den burcht verloren. Ten slotte kwam zelfs het bezit van het »Rijk” aan de stad.
Van den burcht gescheiden, bleef zij niettemin daarvan in zekere mate afhankelijk, maar
in de 2de helft der XVde eeuw breidde zij hare grenzen, die reeds vroeger naar het

100
 
Annotationen