laatste geven wij hierbij een afbeelding naar het origineel in het Gemeente-museum.
Van de overgebleven onderdeden van Frederik’s paleis bespreken wij hier alleen
het halfrond, gewoonlijk »Ruïne” genoemd. Het bestaat uit een rechthoekig gedeelte,
waaraan een halfronde nis sluit, die met een halfkoepel is gedekt. De binnen-middellijn
meet 6.87 meter. Vermoedelijk sloot aan het rechthoekige en oorspronkelijk waarschijnlijk
met een tonwelf gedekte gedeelte westwaarts een kwadraatvormige met een kruisgewelf
overdekte ruimte aan, waarvan de zijde alsdan 7.50 meter moet hebben gemeten. Het
geheele complex vormde te samen de paleiskapel en was door een tusschenvloer in twee
verdiepingen gedeeld. De benedenverdieping was overdekt met kruisgewelven, ten deele
rustend op vrijstaande zuiltjes, waarvan eenige, ofschoon geschonden, nog in wezen zijn.
Legende.
1. Tusschen 1253 en 1272 (afgebroken op de 2 westelijke kruispijlers na). — 2. Tusschen
1272 en 1326 (later verbouwd). — 3. Tusschen 1343 en 1361 (weggebroken, vorm en grootte
onbekend). — 4. Tusschen 1371 en 1428. — 5. Omstreeks 1431 (H. Kruiskoor in Zuid:
transept). — 6. Tusschen 1423 en 1456. — 7. Pijlers en welven tusschen omstreeks 1550? en
1585. — 8. Niet tot uitvoering gekomen.
De aansluiting dier welven aan de wanden van het halfrond zijn duidelijk herkenbaar.
De bovenruimte, die ongetwijfeld door een opening in den vloer met de beneden-
ruimte in gemeenschap stond, was voor de hof houding, laatstgenoemde voor het garnizoen
en dienstpersoneel bestemd, in den geest der dubbelkapellen te Eger, Neurenberg, Vianden
en elders.
De bouwvormen en het ornament komen geheel overeen met die van het ons
van elders bekende Rijnsch-romaansch uit den stichtingstijd. Merkwaardig zijn de plaatsing
der rondvensters in de assen der lisenen en het niet overeenstemmen der hoogte-indeelingen
van binnen- en buitenarchitektuur. Binnen het halfrond trekken de beide romeinsche
hoekzuilen met hunne wit-marmeren kapiteelen uit den eersten stichtingstijd van ^en
116
Van de overgebleven onderdeden van Frederik’s paleis bespreken wij hier alleen
het halfrond, gewoonlijk »Ruïne” genoemd. Het bestaat uit een rechthoekig gedeelte,
waaraan een halfronde nis sluit, die met een halfkoepel is gedekt. De binnen-middellijn
meet 6.87 meter. Vermoedelijk sloot aan het rechthoekige en oorspronkelijk waarschijnlijk
met een tonwelf gedekte gedeelte westwaarts een kwadraatvormige met een kruisgewelf
overdekte ruimte aan, waarvan de zijde alsdan 7.50 meter moet hebben gemeten. Het
geheele complex vormde te samen de paleiskapel en was door een tusschenvloer in twee
verdiepingen gedeeld. De benedenverdieping was overdekt met kruisgewelven, ten deele
rustend op vrijstaande zuiltjes, waarvan eenige, ofschoon geschonden, nog in wezen zijn.
Legende.
1. Tusschen 1253 en 1272 (afgebroken op de 2 westelijke kruispijlers na). — 2. Tusschen
1272 en 1326 (later verbouwd). — 3. Tusschen 1343 en 1361 (weggebroken, vorm en grootte
onbekend). — 4. Tusschen 1371 en 1428. — 5. Omstreeks 1431 (H. Kruiskoor in Zuid:
transept). — 6. Tusschen 1423 en 1456. — 7. Pijlers en welven tusschen omstreeks 1550? en
1585. — 8. Niet tot uitvoering gekomen.
De aansluiting dier welven aan de wanden van het halfrond zijn duidelijk herkenbaar.
De bovenruimte, die ongetwijfeld door een opening in den vloer met de beneden-
ruimte in gemeenschap stond, was voor de hof houding, laatstgenoemde voor het garnizoen
en dienstpersoneel bestemd, in den geest der dubbelkapellen te Eger, Neurenberg, Vianden
en elders.
De bouwvormen en het ornament komen geheel overeen met die van het ons
van elders bekende Rijnsch-romaansch uit den stichtingstijd. Merkwaardig zijn de plaatsing
der rondvensters in de assen der lisenen en het niet overeenstemmen der hoogte-indeelingen
van binnen- en buitenarchitektuur. Binnen het halfrond trekken de beide romeinsche
hoekzuilen met hunne wit-marmeren kapiteelen uit den eersten stichtingstijd van ^en
116