door zekeren Thilman, heer van Ubbergen, gesticht, werd als kloosterkerk ter beschikking
gesteld. Eenige aangrenzende woningen dienden voor behuizing.
Toen het aantal kloosterlingen in loop van tijd was toegenomen, werd in 1375,
ter plaatse waar tot zoolang de kapel stond, een kerk gebouwd. In 1430 volgde, na
slooping van inmiddels aangekochte naburige panden, de bouw van een nieuw klooster.
De kerk en ten deele ook het klooster, zijn thans nog in wezen, ofschoon niet
geheel meer in oorspronkelijken
staat. De eerste werd in 1866
door Dr. P. J. H. Cuypers met
een zuidelijke zijbeuk vergroot
en in 1885 van een nieuwen
gevel met hoektoren voorzien.
Van het klooster, dat eenmaal
aan vier verschillende straten
toegangen had, bestaan nog een
deel van de kruisgang en enkele
andere overwelfde ruimten.
Dé kerk, een baksteen-
bouw, was oorspronkelijk een
tweeschepige hallenkerk van
negen traveeën. De hoofdbeuk
eindigt in een 6/s koor en heeft
binnenwerks 45.— meter lengte,
bij 8,65 meter breedte. De
noordelijke beuk, die 4.05 meter
breed is, eindigt bij het begin
van het koor. De beide ooste-
lijke traveeën dezer zijbeuk zijn
door een op gewelven rustenden
vloer naar de hoogte in twee
deelen verdeeld, waarvan het
bovenste voor nachtkoor was
bestemd. Oorspronkelijk door
een zijwand van de hoofdbeuk gescheiden, is het door doorbreking van dien wand,
bij de jongste restauratie met de hoofdbeuk in gemeenschap gebracht.
De architektuur der kerk is hoogst eenvoudig en bijna zonder eenige versiering.
Zelfs de pijlers zijn geheel glad en ongeprofileerd. Toch maakt het inwendige door zijn
goede en rijzige verhoudingen een zeer bevredigenden indruk.
De welven der hoofdbeuk, die tijdens het beleg der Franschen tusschen 1672 en 1675
ernstig beschadigd en in 1685 veiligheidshalve ingeslagen werden, zijn in 1877 vernieuwd,
Marienburgkerk. Binnenaanzicht naar het Nonnenkoor
(tijdens de restauratie).
126
gesteld. Eenige aangrenzende woningen dienden voor behuizing.
Toen het aantal kloosterlingen in loop van tijd was toegenomen, werd in 1375,
ter plaatse waar tot zoolang de kapel stond, een kerk gebouwd. In 1430 volgde, na
slooping van inmiddels aangekochte naburige panden, de bouw van een nieuw klooster.
De kerk en ten deele ook het klooster, zijn thans nog in wezen, ofschoon niet
geheel meer in oorspronkelijken
staat. De eerste werd in 1866
door Dr. P. J. H. Cuypers met
een zuidelijke zijbeuk vergroot
en in 1885 van een nieuwen
gevel met hoektoren voorzien.
Van het klooster, dat eenmaal
aan vier verschillende straten
toegangen had, bestaan nog een
deel van de kruisgang en enkele
andere overwelfde ruimten.
Dé kerk, een baksteen-
bouw, was oorspronkelijk een
tweeschepige hallenkerk van
negen traveeën. De hoofdbeuk
eindigt in een 6/s koor en heeft
binnenwerks 45.— meter lengte,
bij 8,65 meter breedte. De
noordelijke beuk, die 4.05 meter
breed is, eindigt bij het begin
van het koor. De beide ooste-
lijke traveeën dezer zijbeuk zijn
door een op gewelven rustenden
vloer naar de hoogte in twee
deelen verdeeld, waarvan het
bovenste voor nachtkoor was
bestemd. Oorspronkelijk door
een zijwand van de hoofdbeuk gescheiden, is het door doorbreking van dien wand,
bij de jongste restauratie met de hoofdbeuk in gemeenschap gebracht.
De architektuur der kerk is hoogst eenvoudig en bijna zonder eenige versiering.
Zelfs de pijlers zijn geheel glad en ongeprofileerd. Toch maakt het inwendige door zijn
goede en rijzige verhoudingen een zeer bevredigenden indruk.
De welven der hoofdbeuk, die tijdens het beleg der Franschen tusschen 1672 en 1675
ernstig beschadigd en in 1685 veiligheidshalve ingeslagen werden, zijn in 1877 vernieuwd,
Marienburgkerk. Binnenaanzicht naar het Nonnenkoor
(tijdens de restauratie).
126