is van een eigenaardig karakter, geheel verschillend van dat der colonette-kapiteeltjes
binnen den doorgang. Deze laatste, die in zachten steen zijn gekapt, zijn vermoedelijk
van de hand van een der kunstenaars, die gelijktijdig de hierna te noemen Apostolische
school met beeldhouwwerk versierden.
De dubbele boog van den Marktgevel behoort niet tot het eerste ontwerp. Dit
blijkt bij nadere beschouwing van de welfondersteuningen binnen den doorgang. Nog
tijdens de uitvoering van het werk schijnt dit te zijn gewijzigd, vermoedelijk in verband
met een tevens nieuw ontworpen Marktgevel, die dan door Mr. Wilhelm van Neurenberg
moet zijn bedacht. Maar ook dit werk werd niet voltooid en kwam niet verder dan tot
den bovenkant der welven. Zoo bleef het vooruitspringende deel van den middenpijler
(een dubbelpijler)'zonder bestemming, die vermoedelijkfbestond in het, naar Neurenbergschen
trant, ondersteunen van een
erker in het midden van den
gevel. Boven de welven van
den doorgang werd eennooddak
aangebracht, dat eerst in 1605
werd weggebroken, waarna de
nu nog aanwezige bovenbouw
verrees. Bij die gelegenheid
kreeg de erker-pijler een wapen-
leeuw te dragen.
Een jaar te voren, in
November 1604, was Mr. Cor-
nelis Janssen van Delfft, na
31 Aug. ter overkomst te zijn
«verschreven”, als stadsmetselaar
aangesteld. Vermoedelijk werd
dus de nieuwe bouw door hem
ontworpen. Aan de uitvoering nam hij persoonlijk deel, en hij werd daarbij door de
steenhouwers Lambert Lambion en Hendrik van Munster bijgestaan.
Van de beide topgevels is de oostelijke (d. i. de naar de Markt gekeerde) in den
geest van Vredeman de Vries ontworpen en rijk versierd. Het beeldhouwwerk (wapen-
leeuw en leeuwenmaskers) is van hooge kunstwaarde. De westelijke gevel is een eenvoudige
trapjesgevel van baksteen met kruiskozijnen en banden van witte natuursteen. Tot versiering
dient een aardig mozaiekfries in gekapte baksteen.
Tijdens de voltooiing van den «Kerkboog” deed de lakenhal als zoodanig geen
dienst meer. In 1 603 reeds stond de stad een gedeelte van haar eigendom aan de eigenaars
der daar beneden zich bevindende huisjes af, onder voorwaarde dat de gevels der door
hen te bouwen bovenwoningen »uyt eenen handt ende op eenen voet geschiede, soe veel
moegelyck volgens idt bestek ende idt patroon dat (de Raad) daarvan gelieven sol te
Gemetselde gootborstwering der St. Dominicus-kerk, A°. 1375.
128
binnen den doorgang. Deze laatste, die in zachten steen zijn gekapt, zijn vermoedelijk
van de hand van een der kunstenaars, die gelijktijdig de hierna te noemen Apostolische
school met beeldhouwwerk versierden.
De dubbele boog van den Marktgevel behoort niet tot het eerste ontwerp. Dit
blijkt bij nadere beschouwing van de welfondersteuningen binnen den doorgang. Nog
tijdens de uitvoering van het werk schijnt dit te zijn gewijzigd, vermoedelijk in verband
met een tevens nieuw ontworpen Marktgevel, die dan door Mr. Wilhelm van Neurenberg
moet zijn bedacht. Maar ook dit werk werd niet voltooid en kwam niet verder dan tot
den bovenkant der welven. Zoo bleef het vooruitspringende deel van den middenpijler
(een dubbelpijler)'zonder bestemming, die vermoedelijkfbestond in het, naar Neurenbergschen
trant, ondersteunen van een
erker in het midden van den
gevel. Boven de welven van
den doorgang werd eennooddak
aangebracht, dat eerst in 1605
werd weggebroken, waarna de
nu nog aanwezige bovenbouw
verrees. Bij die gelegenheid
kreeg de erker-pijler een wapen-
leeuw te dragen.
Een jaar te voren, in
November 1604, was Mr. Cor-
nelis Janssen van Delfft, na
31 Aug. ter overkomst te zijn
«verschreven”, als stadsmetselaar
aangesteld. Vermoedelijk werd
dus de nieuwe bouw door hem
ontworpen. Aan de uitvoering nam hij persoonlijk deel, en hij werd daarbij door de
steenhouwers Lambert Lambion en Hendrik van Munster bijgestaan.
Van de beide topgevels is de oostelijke (d. i. de naar de Markt gekeerde) in den
geest van Vredeman de Vries ontworpen en rijk versierd. Het beeldhouwwerk (wapen-
leeuw en leeuwenmaskers) is van hooge kunstwaarde. De westelijke gevel is een eenvoudige
trapjesgevel van baksteen met kruiskozijnen en banden van witte natuursteen. Tot versiering
dient een aardig mozaiekfries in gekapte baksteen.
Tijdens de voltooiing van den «Kerkboog” deed de lakenhal als zoodanig geen
dienst meer. In 1 603 reeds stond de stad een gedeelte van haar eigendom aan de eigenaars
der daar beneden zich bevindende huisjes af, onder voorwaarde dat de gevels der door
hen te bouwen bovenwoningen »uyt eenen handt ende op eenen voet geschiede, soe veel
moegelyck volgens idt bestek ende idt patroon dat (de Raad) daarvan gelieven sol te
Gemetselde gootborstwering der St. Dominicus-kerk, A°. 1375.
128