Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Hinweis: Ihre bisherige Sitzung ist abgelaufen. Sie arbeiten in einer neuen Sitzung weiter.
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 12.1919

DOI Heft:
[Nr. 4]
DOI Artikel:
Openingsrede
DOI Artikel:
Haslinghuis, Edward Johannes: Jaarverslag van den Secratris
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19838#0155

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
reeds verleden. En is het ook niet zoo bij onze monumenten, waar iedere tijdelijkheid
zich telkens opheft om een nieuwe te laten beginnen en waaruit dan ook de bestaans-
voorwaarde voor onze hedendaagsche bouwkunst zeker aanvaard mag worden. Immers de
tijd is voorbij, waarin men dacht, dat in de omgeving van een schoone middeleeuwsche
kathedraal, de huizen van het heden, gebouwd moesten worden in dien stijl der middel-
eeuwen, opdat ze zouden harmonieeren met dat verheven werk, waarnaast ze in werkelijkheid
zieltogend stonden te geeuwen, omdat ze den impuls misten van een eigen innerlijkheid,
die gevoed werd door het harte-bloed van levend mensch.

Van het grootste gewicht voor het stede en landelijk schoon is het dus, dat de
nieuw-bouw in handen komt van menschen wier roeping het is de bouwkunst te
beheerschen. Zoo zullen wij als Oudheidkundigen Bond ons dichter moeten aansluiten
bij die kunstenaarsverenigingen, welke strijden tegen dat parasietendom, dat onze mooie
steden omkneld heeft door een gordel van wanstaltigheden en onze straten en pleinen
doorspekt heeft met bouwvloeken, die het schoone wat nog van vroeger aanwezig is,
smoren door hun geloei. Want waar wij waken voor het schoone van het verleden,
hebben wij er evenzeer belang bij dat het heden ons weer het schoone doet geven, opdat
dit ook eens door ons of onze opvolgers bewaakt zal worden. In het vertrouwen, dat
U ons hierin zult willen steunen, opdat onze Bond krachtig kan blijven werken — open
ik deze jaarvergadering met een hartelijk welkom in het schoone Nijmegen.

■ -- ===== ■ H ■ ..... ■

JAARVERSLAG VAN DEN SECRETARIS.

Ook ditmaal kan de secretaris beginnen met de verheugende mededeeling, dat het
aantal leden van den Bond in het verloopen jaar vrij aanmerkelijk is toegenomen. Niet
minder dan 22 leden ontvielen, tengevolge van bedanken en overlijden, maar hier staat
een aanwinst van 40 tegenover, zoodat het aantal leden, dat thans 593 bedraagt, dat van
verleden jaar met 18 overtreft. Tengevolge van een ruimer toepassing van art. 4 der
Statuten steeg het aantal gewone leden belangrijk: het beloopt thans 122.

De algemeene vergadering van den vorigen zomer voorzag in de vacatures, welke
zich in het bestuur voordeden, op de volgende wijze: ter vervanging van Jhr. Mr. Ch.
Ruys de Beerenbrouck, die zijn ontslag had aangeboden, en ter vervulling der vacatures
van vier periodiek aftredende bestuursleden koos zij- Dr. J. Kalf en herkoos de heeren
Dr. H. P. Coster, F. A. Hoefer, Jhr. B. W. F. van Riemsdijk en Prof. W. Vogelsang.
Aangezien de drie den voorzitter toegemeten jaren om waren, moest ook over den
presidialen zetel een verkiezing plaats hebben. De vergadering koos hiervoor den
heer Vogelsang, ofschoon deze verklaard had niet in aanmerking te willen komen. Toen
nu bleek, dat de gekozene niet van deze abdicatie wenschte terug te komen, moest het
voorzitterschap nog eenige maanden ad interim door den heer Overvoorde worden waar-
genomen. Eene den 9en November 1918 te ’s-Gravenhage belegde algemeene vergadering
wees eindelijk Prof. W. A. E. van der Pluym tot voorzitter aan.

145
 
Annotationen