DOI Heft:
[Nr. 4]
DOI Artikel:Overvoorde, J. C.: Herdenking van de stichting van Batavia
DOI Seite / Zitierlink: https://doi.org/10.11588/diglit.19838#0183
indien men ook in ruimeren kring had verzameld. Bij enkele particulieren en bij eenige
inlandsche vorsten vond ik indertijd verschillende voorwerpen, die ook op deze tentoon-
stelling een goed figuur zouden gemaakt hebben.
Ook zoo reeds bevat de tentoonstelling echter menig zeer belangrijk stuk, waaronder
ook eene interessante inzending van archivalia, reisbeschrijvingen en pamfletten uit het
archief der Weeskamer te Batavia, het Landsarchief en het Genootschap.
De catalogus is met zorg bewerkt en bevat eenige afbeeldingen, waaronder die
van een schut met de wapens van Batavia en de kamers der V. O. C., den gevelsteen
uit de waterpoort van het kasteel te Batavia, het bekende heilige kanon, den doopschotel
en den daarbij behoorenden standaard uit de Portugeesche Buitenkerk en eenige meubelen.
Hieronder is zeer merkwaardig een stoel van ebbenhout met fijn gesneden rugleuning
van het bekende Indische type, waarbij in de versiering een gevleugeld hoofd tusschen
makara’s is gesneden. Deze toepassing van een zuiver Indisch motief is van belang in
verband met de vraag naar den oorsprong dezer soort meubelen.
De catalogus bevat ook eene toelichting van den Heer J. de Groot met eene lijst
van de hem bekende gedenkbladen, welke in hoofdzaak bij begrafenissen werden uitgereikt.
De oudste zijn slechts van klein formaat en komen meer met gedenkpenningen overeen.
De heer de Groot vermeldt 55 bladen bij begrafenissen uitgedeeld en noemt verder
nog twee zilveren bruiloftspenningen, een blad uitgereikt bij den 50sten verjaardag
van den Gouverneur-Generaal Jacob Mossel in 1754, een bij den eersten verjaardag van
J. Hobius van den Vorm in 1706 en een in 1786 geschonken aan den president-schepen
en kolonel der Burgerij te Batavia Jan Greeve.
De lijst is natuurlijk niet volledig en de schrijver verzoekt zelf om nadere inlichtingen,
die tot aanvulling hiervan kunnen strekken. Ik laat daarom hierachter nog enkele gedenk-
bladen volgen, die aan den schrijver onbekend gebleven zijn:
a. Begrafenis Anna Catharina van Kervel, huisvrouw van Willem Hendrik van
Ossenberch, geb. Kaapstad 2 April 1717, overl. Bantam 21 Juni 1717. Zie Ned. Leeuw
1903, bl. 147.
b. Begrafenis Balthasar Coyett, oud gouverneur en directeur van Amboina en Banda,
geb. 1652, overl. 1725, met gegraveerd wapen en bloemwerk. Zie Ned. Leeuw, 1901, bl. 65—69.
c. Begrafenis Johannes Everhard van der Schuer, Raad ord., geb. te Batavia 26 Aug.
1680, overl. aldaar 15 Maart 1734. Veiling A. Mak, Dordrecht. April 1916, No. 1177.
d. Begrafenis Mr. Rijkloff Duyvensz., commandeur van Java’s N. O. kust, overl.
24 Dec. 1734, met keurstempel van Batavia.
e. Begrafenis Sophia Maria Rooselaar, huisvrouw van Mr. Wigbold Slicher Anthonisz.,
onderkoopman te Onrust en de Kuiper, overl. 14 Sept. 1799, met wapen. Zie Nederl.
Leeuw 1901, bl. 127.
In aansluiting hiermede valt ten slotte nog te wijzen op een zilveren gedenkblad
met wapen, aan den oppèrkoopman Mr. Arnoldus Adrianus van Tets vereerd bij het
nederleggen van zijn ambt op 15 Januari 1659, zie Ned. Leeuw, 1901, bl. 65—69.
173
inlandsche vorsten vond ik indertijd verschillende voorwerpen, die ook op deze tentoon-
stelling een goed figuur zouden gemaakt hebben.
Ook zoo reeds bevat de tentoonstelling echter menig zeer belangrijk stuk, waaronder
ook eene interessante inzending van archivalia, reisbeschrijvingen en pamfletten uit het
archief der Weeskamer te Batavia, het Landsarchief en het Genootschap.
De catalogus is met zorg bewerkt en bevat eenige afbeeldingen, waaronder die
van een schut met de wapens van Batavia en de kamers der V. O. C., den gevelsteen
uit de waterpoort van het kasteel te Batavia, het bekende heilige kanon, den doopschotel
en den daarbij behoorenden standaard uit de Portugeesche Buitenkerk en eenige meubelen.
Hieronder is zeer merkwaardig een stoel van ebbenhout met fijn gesneden rugleuning
van het bekende Indische type, waarbij in de versiering een gevleugeld hoofd tusschen
makara’s is gesneden. Deze toepassing van een zuiver Indisch motief is van belang in
verband met de vraag naar den oorsprong dezer soort meubelen.
De catalogus bevat ook eene toelichting van den Heer J. de Groot met eene lijst
van de hem bekende gedenkbladen, welke in hoofdzaak bij begrafenissen werden uitgereikt.
De oudste zijn slechts van klein formaat en komen meer met gedenkpenningen overeen.
De heer de Groot vermeldt 55 bladen bij begrafenissen uitgedeeld en noemt verder
nog twee zilveren bruiloftspenningen, een blad uitgereikt bij den 50sten verjaardag
van den Gouverneur-Generaal Jacob Mossel in 1754, een bij den eersten verjaardag van
J. Hobius van den Vorm in 1706 en een in 1786 geschonken aan den president-schepen
en kolonel der Burgerij te Batavia Jan Greeve.
De lijst is natuurlijk niet volledig en de schrijver verzoekt zelf om nadere inlichtingen,
die tot aanvulling hiervan kunnen strekken. Ik laat daarom hierachter nog enkele gedenk-
bladen volgen, die aan den schrijver onbekend gebleven zijn:
a. Begrafenis Anna Catharina van Kervel, huisvrouw van Willem Hendrik van
Ossenberch, geb. Kaapstad 2 April 1717, overl. Bantam 21 Juni 1717. Zie Ned. Leeuw
1903, bl. 147.
b. Begrafenis Balthasar Coyett, oud gouverneur en directeur van Amboina en Banda,
geb. 1652, overl. 1725, met gegraveerd wapen en bloemwerk. Zie Ned. Leeuw, 1901, bl. 65—69.
c. Begrafenis Johannes Everhard van der Schuer, Raad ord., geb. te Batavia 26 Aug.
1680, overl. aldaar 15 Maart 1734. Veiling A. Mak, Dordrecht. April 1916, No. 1177.
d. Begrafenis Mr. Rijkloff Duyvensz., commandeur van Java’s N. O. kust, overl.
24 Dec. 1734, met keurstempel van Batavia.
e. Begrafenis Sophia Maria Rooselaar, huisvrouw van Mr. Wigbold Slicher Anthonisz.,
onderkoopman te Onrust en de Kuiper, overl. 14 Sept. 1799, met wapen. Zie Nederl.
Leeuw 1901, bl. 127.
In aansluiting hiermede valt ten slotte nog te wijzen op een zilveren gedenkblad
met wapen, aan den oppèrkoopman Mr. Arnoldus Adrianus van Tets vereerd bij het
nederleggen van zijn ambt op 15 Januari 1659, zie Ned. Leeuw, 1901, bl. 65—69.
173