Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 12.1919

DOI Heft:
[Nr. 6]
DOI Artikel:
Jonge, Caroline Henriette de: Eenige vondsten in de Utrechtsche Domkerk
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19838#0236

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
vermeld staat — Agnes en Margriet, welke beide laatsten in 1472 nog minderjarig waren,
alleen de beschermheilige -van Agnes is afgebeeld. Waarschijnlijk is zij de eenige geweest,
die met haar broeder Antonius tot de stichting van het altaar heeft bijgedragen.

Het voorkomen van den H. Martinus als titelheilige van den Dom verklaart zich
zelf, terwijl men waarschijnlijk mag aannemen, dat de onbekende heilige de H. Maria
Magdalena voorstelt, daar een altaar aan Maria Magdalena en aan Catharina gewijd in
de kapel van Jan van Arkel had gestaan. De stichting van een Catharina-altaar door
den kanunnik Hugo Pollaert dateert reeds van 1323: bovendien komt in het testament
van dezen kanunnik voor (20 Juli 1329) (Inv. Domcharters 1ste afd. n°. 61), dat hij
doteert en sticht de vicarie van de heilige Maria Magdalena en Katharina, welke bezeten
wordt door Dominus Egidius (Calkoen II 51). In verband met het door Antonius Pot
gestichte Anna-altaar is het merkwaardig, dat Calkoen nog op 25 Oct. 1496 een altaar
van Sint Katharina virgo ac martyr vermeld vond (Inv. Domcharters 1ste afd. n°. 1855),
waaruit men zou meenen te moeten opmaken, dat in 1496 het altaar aan St. Anna gewijd,
nog niet was geplaatst. Daar Mr. Anthonis Pot, blijkens den grafsteen in dezelfde kapel
aanwezig, op 24 October 1500 gestorven is, blijft als tweede mogelijkheid, dat het Anna-
altaar, wanneer een eventueele bestelling niet kort na 1473 uitgevoerd werd, eerst omstreeks
1500 werd besteld, geplaatst en gewijd.

In de aangrenzende kapel van Guy van Avesnes stond eertijds een altaar gewijd
aan St. Barbara en St. Margaretha. Het Barbara-altaar wordt het eerst vermeld in 1324
(Calkoen II 50), terwijl de vroegste vermelding van een Margaretha-altaar voorkomt in
1438 in verband met een huis aan de Nieuwe Gracht, dat wordt verbonden ten behoeve
van het St. Margrieten altaar in den Dom. (Calkoen I 50). In 1475 worden de altaren
vereenigd genoemd, toegewijd aan St. Barbara en St. Margaretha (Calkoen II 50).

De thans te voorschijn gekomen muurschildering in het tympaan boven het
voormalige altaar stelt de Kruisiging voor. Tegen een donkeren achtergrond met een
globale aanduiding van bergen, verheft zich het kruis, waaraan Christus is genageld.
Aan Zijn rechterzijde staat Maria in smart vooroverzinkend en ondersteund door Johannes.
Aan de linkerzijde van het kruis staat de H. Margaretha afgebeeld, ongedeerd uit den
draak te voorschijn komend. Boven den titulus van het kruis zijn nog, naar de traditie
zon en maan zichtbaar, terwijl op de dagkanten van den boog een reeks van heiligen
onder elkaar staan, die bijna niet meer zijn te herkennen. Men kan de kasuifels van
twee geestelijken onderscheiden en zeer waarschijnlijk de H. Barbara, kenbaar aan den
toren, haar attribuut, dat zij in de hand draagt. De tympaanschildering is ondanks de
beschadiging door twee groote gaten, nog zeer goed bewaard. Vooral treft de sterke
dramatische kracht, die in den persoon van Christus en ook in de gelaatstrekken van
Maria en Johannes te zien is. Dit vroege werk, dat we zeker omstreeks 1430 moeten
dateeren, is van een ongewone en voor Holland uiterst merkwaardige kracht van expressie.
Ook de techniek is rijp; zeer dun geschilderd en plastisch van vorm, vooral in het
naakt vertoont het geheel een bijzonder makkelijke vloeiende lijn, die nog sterker uitkomt

226
 
Annotationen