Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3.Ser. 1.1887-1888

DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.24587#0195

DWork-Logo
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
186

TOONKUNDE.

Bf tiiool ftt Fjatrf Bf&pflf?0.

GESCHIED- EN LETTERKUNDIGE STUDIE VAN
ALBRECHT TOTTMANN.

E viool wordt met recht als het meest muzikale
speeltuig geprezen. Het klavier heeft wel den
voorrang door de samenstelling van akkoorden,
het orgel vvint het bovendien door volheid en verschei-
denheid van toon, de blaasinstrumenten deelen het
voordeel van ’t döörklinken der tonen met de viool,
maar, nevens den violoncel, verleent zieh geen speeltuig
zoo goed tot verscheidenheid van voordracht, geen
ander is zoo zielvol als de viool. Bovendien bewijzen ons
bijvoorbeeld Sebastiaan Bachs beroemde zes vioolsonaten,
dat ook zelfs op ons instrument volklinkende accoordach-
tige aaneenschakelingen kunnen uitgevoerd worden.

Snareninstrumenten waaraan de tonen niet door
plectrum of vinger getokkeld, maar door striiking wor-
den ontlokt, zijn reeds bij de oude Volkeren bekend
geweest.

In Indie vinden wij onder den naam Ravanastron
en Omerte twee zeer gebruikelijke strijkinstrumenten.
In Arabie komt de Rebab, in Serbie de Gusle (Goesle),
in Rusland de Goudak voor.

Reeds in Otfrieds Evangelienharmonie wordt er van
de lier en de vedel gesproken, en in de dertiende eeuw,
(in het Nevelingenlied) wordt verhaald, hoe Volker, de
speelman, vöör de beslissende verdelging der helden,
met zijn strijkinstrument den slaap van de oogen zijner
rüstige kampgenooten verdrijft.

Geloofwaardige reizigers berichten dat in Noord-
 
Annotationen