De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis (3.Ser. 1.1887-1888)

DICHTKUNST. LETTEREN.

10onM ah Imröicljfer

door N. van Reuth.

Inwijding van het Stadhuis.

(Vervolg van blad7. Zjo.)

IE de schoonheden van Vondels verzen genieten
wil, zal zieh tot de lezing van het dichtstuk in
zijn geheel moeten zetten. Zonder die krijgt men
slechts een zeer onvolkomen indruk van het geheel.

Een groot gedeelte van het gedieht is gewijd
aan de beschrijving van het stadhuis, van de buiten-
en binnenzijde (vs. 549-612, vs. 641-662, vs. 681-736,
vs. 865-896, vs. 937-1168.) Wie weet hoe moeilijk het
is aan beschrijvingen van voorwerpen als gevels, kolom-
men, kamers, zalen, schilderten, beeiden, een doorloo-
pend dichterlijk gehalte te geven, zal de groote kunst
van Vondels schilderi/ig bewonderen. Vondel heeft met
een oogopslag de dichterlijke zijde van een toestand,
een voorval, een voorwerp, een afgetrokken denkbeeid
opgemerkt. Tevens was het goed van hem gezien, de
beschrijving van het raadhuis nu en dan met uitboeze-
mingen en vergelijkingen van lyrischen aard te door-
mengen, om de eentonigheid te vermijden.