Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3.Ser. 1.1887-1888

DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.24587#0492

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
466 DICHTKUNST, LETTEREN.

Eene kunst van dezelfde kracht als in de beschrij-
ving van het stadhuis, ontwikkelt de dichter, waar hi)
eene opsomming van de overige merkwaardige gebou-
wen der Amstelstad geeit. De Nieuwe Kerk (vs. 341-
412), de Waag (vs. 413-428), de Vischmarkl (vs. 429-
436), de Beurs (vs. 437-468), welke in de onmiddellijke
nabijheid van der Burgemeesteren zetel lagen, worden
eenigszins uitvoerig, de andere bouwwerken, meer van
het middelpunt der stad, den Dam, rerwijderd, nu in
een paar versregels, dan met eene sprekende vergelij-
king geschetst (vs. 745-864).

Nog dichterlijker is Vondel, wanneer de geest van
Homerus en Vergilius over' hem waait, en hij met de
gulheid van een Oosterschen vorst, Wiens schatkamers
overvloeien van parels en edelgesteenten, van die schitte-
rende vergelijkingen ten beste geeft, welke zoo ruim-
schoots in Ilias en Odyssea gevonden worden.

Bijvoorbeeld : het zeventiende-eeuvvsche Carthago
en Rome, d. i. Engeland en de Vereenigde Provincien,
hebben den krijg met elkander aangebonden. (Eerste
Engelsche oorlog 1652-1654.) De dichter stelt de strij-
dende partijen voor als stootende rammen of stieren;
maar niet tevreden met deze vergelijking, gaat hij de
worsteling der vyoedende beesten in bijzonderheden uit-
werken.

Vs. 246 Zij treen in ’t waterperk, als strijdgezinde rammen,

Of stieren, dol van wraak en nimmer stootens moe,
Hervatten strijd op strijd, en stooten vreeslijk toe,

Terwijl hun schuim en bloed ontloopt, en in ’t vertoornen
25o De herders toezien, hoe zij met geweld van hoornen
Elkander gaan te keer, en boren door de huid
ln ’t vleesch en ingewand, en menig toestoot stuit
Op ribben en gebeent. De een poogt met de achtervoeten
En klauwen, stof en zand in ’s vijands 00g te wioeten,
255 Van achter uit te slaan, te stuiven voor den wind;

En de ander slingert fei den staart om, en verblindt
 
Annotationen