Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3.Ser. 1.1887-1888

DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.24587#0761

DWork-Logo
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
AANKONDIGINGEN EN ADVERTENTlfiN.

729

betreffende dit onderwerp geschreven; 00k de vertalingen daarvan met
nauwkeurigheid opgeteekend; dan komen de speien aan de beurt,
vervolgens de dagen die met Faust’s geschiedenis verwantschap
schijnen te hebben, alsmede de kunstwerken van anderen aard
waarin Dr. Johann benandeld is geworden.

Wij hebben slechts weinige, hoogst zeldzame missingen gevonden.
Zoo bijv. werd het nederlansch tooneelspel van Ryndorp en van
Hoven, De hellevaart van doktor Joan Faustus getiteld en te
Amsterdam bij G. Bouman in 1731 versehenen niet aangeteekend.
Alleen de drukfouten werken störend.

De opsteller verdient overigens onzen hoogsten lof. Druk en
papier zijn uitmuntend.

De schrijver is de voornaamste kenner der Faust-literatuur,
dien wij ontmoetten. Wat hij in de Zusammenstellung aan ver-
klärende, körte noten gaf wordt nog uitvoeriger behandeld in zijn

Das Volksschauspiel Doctor Johann Faust, h< rausgegeben
mit geschichtlichen Nachrichten von Karl Engel. Zweite umgear-
beitete, und vielfach ergänzto Ausgabe. Oldenburg, 1882, bij
denzelfden uitgever; 25o bladz.

Hier wordt vooreerst gehandeld over de geschiedenis der Faust-
sage in ’t aigemeen, en vervolgens over die van de Faust-spelen in
’t bijzonder. Deze verhandeling is met een tal van bewijsstukken
versierd. Eindelijk volgt het Volks- of poppenspei zelf, wat duidelijk
de kenteekenen draagt van de bestemming door levende personen
te worden voorgedragen; want de handeling is verwikkeld, de
tooneelen zijn vol wezenlijk dramatisch gevoel, wat onmogelijk door
marionetten kan worden teruggegeven. Het boek is versierd met
Fausts beeltenis, naar Rembrandt.

— Schimmen en Schetsen, door Joh. M. Brans. Uitgever
J. Minkman, Arnhem, 1888, 192 bladz. fr. 2 — f. 1,25.

Dit werkje heeft het voordeel iets nieuws aan te bieden. De
titel is goed gekozen. De hoofdgedachte van den bundel is in
’t « Woord vooraf » duidelijk wedergegeven. De schrijver zogt :
« Ik voerde mijne helden voor mijne verbeelding als ’t gekleurde
plaatje voor ’t objectief eener tooverlantaarn... Mijne bedoeling was...
afgetrokken denkbeeiden aanschouwelijk voor te stellen. »

De toon waarin deze proza-opstellen, Pindaros, Socrates,
Spartarus, Christus, Liesje, Slachtoffers, enz. zijn geschreven, is
veelal die der ontevredenheid met den toestand der maatschappij,
vooral wat den werkman betreft; het werkje is tevens een verzet
tegen alle onoprechtheid en huichelarij. Elk rechtzinnig mensch kan
met dit laatste vrede hebben, al is het 00k niet met de spotachtige
slotsom (bl. 93) : « Zalig zijn de lijdzamen, want ze zullen verdrukt
worden. » Soms komen bittere uitdrukkingen tegen den dienst
der katholieke kerk voor, die toelichting verlangden of hadden
 
Annotationen