Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 3.1910

DOI issue:
Nr. 2
DOI article:
De Wild, C. F. L.: Rapport, uitgebracht aan de commissie van het Stedelijk Museum te Haarlem
DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19799#0058

DWork-Logo
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
doorschijnendheid weder teruggeven J). De gele of bruine kleur van het vernis blijft daarbij
onveranderd. Deze behandeling is echter van voorwaardelijke duurzaamheid. Men bedenke,
dat met de alcoholdampen niets blijvends aan de hars wordt toegevoegd. Zij brengen
deze alleen in oplossing. Immers na voleindiging van het proces zal de in de hars
gecondenseerde alcohol dadelijk weder daaruit vervluchtigen en zij blijft, nu in opgelosten
toestand, maar overigens in samenstelling ongewijzigd achter. Dezelfde schilderij zal dus,
onder gelijke voorwaarden, ook weder dezelfde kwaal vertoonen. Overigens is mij meer-
malen gebleken, dat zeer oude harsvernissen geen willekeurig aantal malen met goed gevolg
kunnen worden geregenereerd. Na een herhaalde behandeling verliezen zij weder spoedig
allen samenhang, worden broos, gaan scheuren, en schilferen ten slotte door hun minimaal
cohaesievermogen van de verflaag af. Door het toevoeren van copaivabalsem of een andere
harsvernis gedurende het regenereeren, waarbij deze de openingen in het oude vernis
aanvullen, kan men dat ongewenscht moment langen tijd verschuiven. Waarom ik in dat
geval tegen het gebruik van den copaivabalsem ben, kan blijken uit een door mij geschreven
artikel in N°. 2, Jg. II van het Bulletin van den Ned. Oudhk. Bond, dat ik mij ver-
oorloof Uwe Commissie hierbij over te leggen. Waarmede men in dat geval echter een
schilderij zou willen »voeden", praktisch komt het eigenlijk daarop neer, dat men de eene
laag vernis op de andere blijft leggen. Om hierin tegemoet te komen, neemt men dan
meestal zijn toevlucht tot het afpoeieren van een gedeelte der laag, waarbij, en dit acht
ik zeer bedenkelijk, het onderste en oudste vernis steeds op de schilderij wordt gelaten.

De vraag rijst hier, of de consequentie van deze conservatiemethode door de voor-
standers daarvan wel ooit onder de oogen is gezien. Ik ben meermalen van het tegendeel
overtuigd. Maar indien zij het deden, tot welke conclusie kwamen zij dan?

Men kan zonder vrees voor tegenspraak beweren, dat het voortbestaan eener schilderij
bij een juiste behandeling voor honderden jaren kan worden verzekerd. Ik herhaal, dat
een goede harsvernis daarbij een eerste plaats inneemt. Zijn nu de bewuste voorstanders
inderdaad van meening, dat een aan de lucht blootgestelde harsvernis gedurende honderden
jaren zijn oorspronkelijke, zoowel optische als conserveerende eigenschappen kan behouden?
Op deze vraag, die voor een goed deel de heele kwestie beheerscht, heb ik nooit een
direct antwoord kunnen uitlokken.

Wanneer het zoover gekomen is, dat een oud vernis zich geen nieuw leven meer
laat inblazen, en dus niet de minste waarborg meer bieden kan tegen beschadiging eener
schilderij, dan is het zeker tijd, het te verwijderen. De meening, dat dit nooit noodig
zou zijn, mag ik in het licht van het bovenstaande als voldoende weerlegd beschouwen;
het kan trouwens niet op wetenschappelijke gronden worden verdedigd.

Een andere zienswijze is, dat een blootleggen der schilderij nooit zou kunnen gebeuren
zonder de verven meer of minder aan te grijpen. De bewijzen daarvoor leveren dan de

1) Door onmiddellijke aanraking van het vernis met een met alcohol bevochtigde kwast kan men
tot op zekere hoogte hetzelfde bereiken. Bij de bespreking der schilderijen van Frans Hals zal ik de
nadeelen dezer mechanische behandeling uiteenzetten.

46
 
Annotationen