Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 3.1910

DOI Heft:
Nr. 2
DOI Artikel:
De Wild, C. F. L.: Rapport, uitgebracht aan de commissie van het Stedelijk Museum te Haarlem
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19799#0059

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
vele »verpoetste" schilderijen. Toch bewijzen deze in den grond niet meer, dan dat er
vroeger en helaas ook nu nog vaak op ruwe on onzaakkundige wijze mede wordt om-
gesprongen. Dat de vele schilderijen die van alle oude vernissen werden ontdaan, daarbij
niet werden verpoetst, is niet moeilijk te verklaren.

Ik herinner er hier aan, dat het vernis eener schilderij, waarvoor bij den opbouw
lijn- of papaverolie als bindmiddel der verven werd gebruikt, door de inwerking van
alcoholdamp wordt opgelost, zonder eenig gevaar voor die verf. Ook de hardnekkigste
tegenstanders van het geheel schoonmaken eener schilderij zullen dit gaarne onderschrijven.
Naar men weet, is de geoxydeerde lijnolie in de verf, de linoxyne, daarin niet oplosbaar.
Het is nu juist het physisch verschil van beide lichamen, die zich ten opzichte van het
oplosmiddel zoo geheel anders verhouden, dat de verwijdering van het vernis mogelijk
maakt. Het is daarbij van geen gering belang, dat men het in de hand heeft, de werking
van den alcohol tot een minimum te reduceeren, b.v. door toevoeging van water, terpentijn, enz.
en door olie elk oogenblik zelfs geheel op te heffen, iets wat bij het regenereeren niet
eens mogelijk is, omdat een zwelling of oplossing der hars alleen door zuiveren alcohol-
damp te bereiken is.

Hiermede mag tevens bewezen zijn, dat eventueel voorhanden slotglaceeringen in
olie eveneens zonder gevaar van oude vernis kunnen worden ontdaan. Zijn deze met
vernis aangebracht, dan zal men ze daarentegen niet kunnen sparen.

Hieruit volgt, dat zij die uit vrees voor oplossing of beschadiging der bovenste
verflagen en glaceeringen door den alcohol het voortdurend behoud van het oude vernis
bepleiten, ook nooit tot regeneratie zullen mogen overgaan, omdat, zoo hun vrees gegrond
is, de geheele schilderij onvermijdelijk in elkaar zou moeten loopen.

Bij oude schilderijen is dat echter nog niet waargenomen.

Liepen deze beschouwingen tot hiertoe alleen over normale harsvernissen, zoo moet
ik nog een andere soort ter sprake brengen, en wel de lijnolievernis, waarmede sommige
der Hals'en zijn ingesmeerd. In de practijk onderscheidt men vele soorten dezer vernissen
of lakken. Naar gelang b.v. de lijnolie met lucht doorgeblazen of met ozon behandeld is,
met barnsteen, kopalkolophonium of een metaaloxyd is gekookt, heeten zij standolie,
buitenlak, siccatief enz. Deze op zichzelf nuttige en onmisbare composities zijn een ernstig
gevaar voor schilderijen, omdat zij zonder uitzondering uiterst moeilijk en onder omstandig-
heden niet zonder beschadiging der verven kunnen verwijderd worden. Hun hoofd-
bestanddeel, de lijnolie, na gedroogd te zijn de lynoxine, is ook het bindmiddel, waarmede
de verven zijn bereid, en het is dus te begrijpen, dat aangezien er geen verschil in
cohaerentie tusschen vernis en schilderij bestaat, ook alle middelen op beide denzelfden
invloed zullen uitoefenen. Met andere woorden, het noodzakelijk verschil in cohaesie der
stof van schilderij en vernis is hier niet voorhanden.

Er kunnen intusschen gunstige omstandigheden meewerken om de verwijdering te
vergemakkelijken. Ten eerste het verschil in ouderdom tusschen verf en olievernis, en
verder, dat zich tusschen deze beide een harsvernis kan bevinden, waardoor het mogelijk

47
 
Annotationen