Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 3.1910

DOI Heft:
Nr. 3-4
DOI Artikel:
Gelder, H. E. van: Jaarverslag van den Nederlandschen oudheidkundige bond, uitbegracht in de algemeene vergradering van 1 Juli 1910 te Gouda
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19799#0167

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Gelukkiger was de Commissie voor de wettelijke bescherming van monumenten,
die 15 Februari 1910 haar rapport inzond, dat belooft een belangrijke factor te worden
voor het tot stand komen der zoo noodzakelijke regeling. Het bestuur belegde naar aanleiding
van dit rapport een openbare vergadering op 22 April, waar 37 vereenigingen vertegen-
woordigd waren en tal van particulieren waren opgekomen. Een vijftal sprekers lichtte
het rapport nader toe, waarna eene motie van adhaesie werd aangenomen. Sedert heeft het
bestuur aan deze motie uitvoering gegeven door aan den Minister van Binnenlandsche
Zaken een rekest te zenden, waarin op totstandkoming van wettelijke monumenten-
bescherming wordt aangedrongen onder overlegging van het rapport, dat met de gehouden
redevoeringen bij Mart. Nijhoff in brochurevorm is verschenen.

Wat de verdere actie van den Bond betreft, dient in de eerste plaats die tot behoud
van het Arsenaal te Amsterdam vermeld. Dadelijk na de indiening van het wetsontwerp,
dat den verkoop ervan voorstelde, zond het Bestuur een adres aan de Tweede Kamer om
dat te verwerpen. Voorzitter en secretaris gingen bovendien op audiëntie bij den Minister
van Oorlog om hem de bezwaren voor te leggen, terwijl de laatste er in slaagde
enkele Amsterdamsche Gemeenteraadsleden te bewegen om de door den Raad aangenomen
motie voor te stellen. Ten slotte heeft ons bestuur eenige dagen vóór de openbare behandeling
van het wetsontwerp aan alle leden der Tweede Kamer een overdruk gezonden van een
artikel van den heer H. Polak in »de Amsterdammer" van 15 Mei, waarin het ontwerp
bestreden werd als niet in het belang van den diamanthandel en de diamantindustrie.
Wie de kamerdebatten gevolgd heeft, weet, dat deze dingen voor de wakkere verdedigers
een welkome steun zijn geweest. Hun aanvoerder, ons lid Jhr. Mr. V. E. L. de Stuers,
zij ten slotte het leeuwendeel van het succes gaarne geschonken.

Voorts heeft het Bestuur medegewerkt tot het behoud van het kasteel Doorwerth,
en geadresseerd aan den Raad der gemeente Zwolle tot redding van het Reventer aldaar.
Verschillende malen werd overigens het advies van het Bestuur ingewonnen door correspon-
deerende leden en anderen; in de meeste gevallen konden de vragers op bevredigende wijze
in verband gebracht worden met plaatselijke en provinciale vereenigingen en autoriteiten.

Nog op andere wijze kon het Bestuur het doel van den Bond bevorderen, nml.
door de uitgave van het door Dr. A. A. van Rijnbach bewerkte Repertorium, dat voor
onderwerpen van kunsthistorie en monumentenzorg het Repertorium van Petit voortzet
tot 1908. Door den Heer van Rijnbach is toegezegd om jaarlijks voor een supplement
te zorgen.

Besloten werd voorts om op de jaarvergaderingen meer systematisch onderwerpen
van oudheidkundig belang te behandelen. De vergadering te Gouda zal daarvan de eerste
proeve geven door een gedachtenwisseling over de vraagstukken samenhangende met
restauratie: de heeren Jos. Cuypers en Prof. Dr. W. Vogelsang werden bereid gevonden
schriftelijke praeadviezen uit te brengen.

Zooals men ziet, onze Bond is vol leven. Moge het zoo blijven.

H. E. VAN GELDER, Secretaris.

155
 
Annotationen