Ook de aarde van deze vaas was van dezelfde soort en nu deze in het midden
van den heuvel gevonden werd, is daarmee het bewijs geleverd dat ook de andere grove
urnen uit denzelfden tijd zijn als de klokbeker. De eenige versiering van deze laatste urn
is een horizontaal gemodelleerde rand van z.g. hondstanden.
De volgende heuvel, die door konijnengravers al flink onder handen was genomen,
bevatte ook niets anders dan een aantal grove, onversierde scherven.
Maar de laatste, bijna 2]/s M. hooge tumulus, recht tegenover de Kabeljauw, bleek
weer een grafheuvel voor een enkel persoon te zijn.
Nog niet geheel in het midden werd de klokbeker gevonden, naast eenige verkalkte
beentjes. Deze beker (afb. 5) is lager en breeder dan de eerste (de afmetingen zijn: hoogte
17 cM., wijdte 18 cM.) en vooral veel fijner en veel rijker van versiering. De wanden
zijn heel dun; de klei is zoo mooi en
gezuiverd als van de beste myceensche
vazen; de kleur is licht rozig-geel. Het
geheel is zoo superieur, dat men in
vergelijking met den eersten klokbeker
van een geïmporteerde vaas zou kunnen
spreken. De motieven, die de geheele
oppervlakte van rand en buik versieren,
zijn zeer vast van lijn en het ornament
van den in vakken verdeelden band vindt
men geschilderd op vazen in Sicilië uit
het Terramare tijdperk 1).
Gelijk in den eersten heuvel de
steen van den polsbeschermer lag, was
hier een pijlpunt neergelegd, van het
bekende type (afb. 6), met facetten
geslepen en met randen scherp als een
naald. De inhoud van den heuvel was hiermede uitgeput.
Al was in dezen tumulus niet zoo'n voorname persoonlijkheid neergelegd als in
den eersten heuvel met den koperen dolk — in beide ziet men toch de leidende gedachte
van het neerzetten van de vaas met voedsel voor den gestorvene en het meegeven van
het attribuut om te toonen wie hij geweest was, terwijl voor wie niet tot zijn geslacht
behoorde de grove asch-urn voldoende was. Van het eigenlijke volk werden waarschijnlijk •
de beenderen na de verbranding weggeworpen en verspreid. De Doorwertsche heide
moet volgens de schaapherders vol beenderen liggen.
Het allerlaatst kwam aan de beurt de heuvel, dien ik het eerst had gezien, die
1) Zie: »The stone and Bronze Ages in Italy and Sicily", bij T. Eric Peet. Oxford, at the
Clarendon Press 1909.
169
van den heuvel gevonden werd, is daarmee het bewijs geleverd dat ook de andere grove
urnen uit denzelfden tijd zijn als de klokbeker. De eenige versiering van deze laatste urn
is een horizontaal gemodelleerde rand van z.g. hondstanden.
De volgende heuvel, die door konijnengravers al flink onder handen was genomen,
bevatte ook niets anders dan een aantal grove, onversierde scherven.
Maar de laatste, bijna 2]/s M. hooge tumulus, recht tegenover de Kabeljauw, bleek
weer een grafheuvel voor een enkel persoon te zijn.
Nog niet geheel in het midden werd de klokbeker gevonden, naast eenige verkalkte
beentjes. Deze beker (afb. 5) is lager en breeder dan de eerste (de afmetingen zijn: hoogte
17 cM., wijdte 18 cM.) en vooral veel fijner en veel rijker van versiering. De wanden
zijn heel dun; de klei is zoo mooi en
gezuiverd als van de beste myceensche
vazen; de kleur is licht rozig-geel. Het
geheel is zoo superieur, dat men in
vergelijking met den eersten klokbeker
van een geïmporteerde vaas zou kunnen
spreken. De motieven, die de geheele
oppervlakte van rand en buik versieren,
zijn zeer vast van lijn en het ornament
van den in vakken verdeelden band vindt
men geschilderd op vazen in Sicilië uit
het Terramare tijdperk 1).
Gelijk in den eersten heuvel de
steen van den polsbeschermer lag, was
hier een pijlpunt neergelegd, van het
bekende type (afb. 6), met facetten
geslepen en met randen scherp als een
naald. De inhoud van den heuvel was hiermede uitgeput.
Al was in dezen tumulus niet zoo'n voorname persoonlijkheid neergelegd als in
den eersten heuvel met den koperen dolk — in beide ziet men toch de leidende gedachte
van het neerzetten van de vaas met voedsel voor den gestorvene en het meegeven van
het attribuut om te toonen wie hij geweest was, terwijl voor wie niet tot zijn geslacht
behoorde de grove asch-urn voldoende was. Van het eigenlijke volk werden waarschijnlijk •
de beenderen na de verbranding weggeworpen en verspreid. De Doorwertsche heide
moet volgens de schaapherders vol beenderen liggen.
Het allerlaatst kwam aan de beurt de heuvel, dien ik het eerst had gezien, die
1) Zie: »The stone and Bronze Ages in Italy and Sicily", bij T. Eric Peet. Oxford, at the
Clarendon Press 1909.
169