Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 6.1913

DOI Heft:
Nr. 1
DOI Artikel:
Gelder, H. E. van: Plaatselijke Musea, [2]
DOI Artikel:
Monumentenzorg in de staatsbegrooting voor 1913: Subsidiën herstellingen monumenten
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19802#0025

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
uitstrekt, ook van de provincie of naburige gemeenten. Indien een museum van meer dan
plaatselijke beteekenis is, kan ook een rijkssubsidie in aanmerking komen.

N.B. Natuurlijk behooren aan deze subsidiën dergelijke bedingen verbonden te worden
als boven sub. 24 vermeld is; in het bijzonder zal de bepaling niet mogen ontbreken, dat
bij ontbinding der vereeniging hare verzamelingen gratis eigendom worden van een der
subsidieerende publiekrechtelijke lichamen.

27 [26], [Het heffen van entreegeld, hoewel veelal bij plaatselijke musea nood-
zakelijk wegens de beperktheid der beschiktbare middelen, worde zoo mogelijk vermeden.

[27]. Wenschelijk blijft steeds de vrije toegang voor het publiek overal, waar de
omstandigheden dit toelaten. Het is echter noodig, dat daar, waar druk bezoek dit vereischt,
op enkele dagen entreegeld van het publiek geheven wordt, ten einde rustige studie van
deskundigen mogelijk te maken], (Nieuw te redigeeren).

28. De tentoonstelling der voorwerpen zij zooveel mogelijk systematisch en over-
zichtelijk. De keuze van het systeem hangt af van den aard der verzamelingen.

[N.B. Eene rangschikking naar zuiver aesthetische gezichtspunten verdient afkeuring;
natuurlijk behooren echter bij de plaatsing der voorwerpen de eischen der aesthetiek in
het oog gehouden te worden].

MONUMENTENZORG IN DE STAATSBEGROOTING VOOR 1913.

SUBSIDIËN HERSTELLINGEN MONUMENTEN.

De subsidiën voor het St. Pieters- en Bloklands-Gasthuis te Amersfoort, den
Zuidertoren te Enkhuizen, de Nederlandsch Hervormde kerk te Hall, de Roomsch Katholieke
kerk te Klimmen, de Nederlandsch Hervormde kerk te Langerak en de Nederlandsch
Hervormde kerk en toren te Midwolde zijn afgeloopen.

Verder zijn naar dit artikel overgebracht de subsidiën voor de Groote of St. Jacobs-
kerk te ’s-Gravenhage (tweede van vijftien of zestien termijnen), het Waaggebouw
te Hoorn (tweede van drie termijnen), de Dominikanerkerk te Maastricht (tweede van
vijf termijnen) en de Nederlandsch Hervormde kerk te IJsselstein (tweede van vijf of
zes termijnen).

De subsidiën voor het huis genaamd in „Bethlehem” te Gorinchem en de Luthersche
kerk te ’s-Gravenhage behoefden niet te worden overgebracht, aangezien slechts één termijn
ad ƒ3000.— en ƒ 1500.— te dezer zake was uitgetrokken.

De subsidiën voor den O. L. Vrouwetoren te Amersfoort (vierde van zes
termijnen), de Groote kerk te Arnhem (tweede van negen termijnen), de Groote kerk
te Brielle (elfde van dertien of veertien termijnen), de St. Lebuïnuskerk te Deventer
(negen van tien termijnen), den toren te Doesburg (laatste van vijf termijnen), het
kasteel Doorwerth (omtrent welks restauratieplannen thans overeenstemming is verkregen),

13
 
Annotationen