Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 6.1913

DOI Heft:
Nr. 4-5
DOI Artikel:
Dingemans, W. J.: Iets over Gorinchem en de Heilige Geestkapel
DOI Artikel:
Boekbespreking
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19802#0199

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
voorbeeld en eene aansporing zij voor de scheppende geest en de werkzame hand van
onze dagen. De leerling geroepen om dit werk te doen, zal hieruit de beste leering trekken.
Het gevoel nuttig en mooi werk te verrichten, dat niet bestemd is om naar de rommel-
zolder te verdwijnen, zooals zoo menig werkstuk, maar dat een plaats in het openbaar
zal innemen, tot genot van zijn vrienden en stadgenooten, zal zijn heide en lust voor
het werk versterken. Zoo is er zoo’n boel werk dat gedaan kon worden, er wordt lang
niet genoeg profijt getrokken van de arbeidskracht, die schuilt in de ambachtsscholen,
waar onder goede leiding zooveel uren wordt gewerkt, en zooveel zou kunnen worden
voortgebracht tot nut en versiering van openbare gebouwen en scholen.

Zoo zou ook de ambachtsschool door het werkstuk der leerlingen iets teruggeven
voor wat zij ontvangt aan subsidie, — en de ambachtsschool gevende, zou slechts rijker
worden in opvoedkundige waarde.

Gorinchem, 10 April 1913. DINGEMANS.

BOEKBESPREKING.

DE NEDERLANDgCHE MONUMENTEN VAN GESCHIEDENIS EN KUNST.
Geïllustreerde beschrijving, bewerkt en uitgegeven vanwege de Rijkscommissie tot
het opmaken en uitgeven van een inventaris en eene beschrijving der Nederlandsche
monumenten van Geschiedenis en Kunst etc. Deel I: De Provincie Noord-Brabant.
Eerste Stuk: De Voormalige Baronie van Breda (Utrecht, A. Oosthoek, 1912).

Dit eerste stuk der Commissie, bewerkt door haren secretaris Dr. Jan Kalf en veelal
geïllustreerd met afbeeldingen naar teekeningen en fotos van G. de Hoog Elz., den
architectteekenaar van het bureau, verdient wel eene eenigszins uitvoerige bespreking in
dit tijdschrift, zij het dan ook laat.

Plet eerste »stuk” is buitengemeen lijvig, maar het voorbericht, door den Voorzitter
en den Secretaris der Rijkscommissie onderteekend en het voorwoord van den schrijver,
zijn er om die schrik aanjagende zwaarte met, naar het ons voorkomt, alleszins voldoende
argumenten te verontschuldigen.

Als doel van haren arbeid heeft de Commissie beschouwd: »Het bijeenbrengen
van materiaal voor de Kunstgeschiedenis door het leveren van beschrijvingen der in Neder-
land bestaande monumenten, met aanwijzing van hunne architectonische en historische
ontwikkeling en van de feiten die daarop onmiddelijken invloed hebben geoefend.”

Zij heeft zich bij die taak beperkt tot de monumenten ontstaan vóór 1850, om
niet te vervallen in de moeilijkheid, die onmiddelijk ontstaat, als men. genoopt is de
waarde te bepalen van kunstwerken, wier ontstaan nog niet ver genoeg van ons afligt en
waarvan de makers voor een deel nog leven.

Den »leiddraad” volgend door de Commissie in haar 6de jaarverslag gegeven en
verdedigd, heeft de bewerker zich, in het door hem gevolgde systeem van inventariseering

188
 
Annotationen