Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 6.1913

DOI Heft:
Nr. 2
DOI Artikel:
Hoogewerff, Godefridus J.: Mededeelingen omtrent de zorg voor de monumenten en kunstschatten in Italie, [1]
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19802#0075

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
MEDEDEELINGEN OMTRENT DE ZORG VOOR DE MONUMENTEN EN

KUNSTSCHATTEN IN ITALIË.

I.

Reeds vroeger zijn in het »Bulletin” mededeelingen aangaande de zorg voor de
monumenten in het buitenland verschenen; dus kan een overzicht van hetgeen door de
regeering van het Koninkrijk Italië in dit opzicht is gedaan te dezer plaatse allicht
belangstelling wekken.

Zonder twijfel is Italië het land in Europa, dat er op bogen kan de meeste
monumenten van oudheid en kunst op zijn bodem (en er onder) te bezitten, en hoe de
regeering van zulk een land de taak om zijn monumenten te bewaren opvat en vervult,
is op zichzelf al iets, dat aandacht verdient. Het geldt, als er van Rome, Pompeji,
Ravenna, Florence sprake is, niet alleen nationale, maar ook internationale belangen.

De zorg voor de monumenten is dan ook door Italië allerminst als een soort
luxe of als een bijzaak opgevat, maar heeft zich sedert de stichting van het koninkrijk
tot een van de belangrijkste takken van dienst ontwikkeld, waarbij waakzaamheid en
staatszorg in een stelsel van bij uitstek praktische maatregelen en besluiten tot uiting
zijn gekomen.

Een nieuwe wet »op het beheer en het toezicht der zaken van oudheid en kunst”
is 27 Juni 1907 in werking getreden; 20 Juni 1909 gevolgd door een tweede, die nadere
bepalingen en aanvullingen bevatte. Het zijn in de eerste plaats deze beide wetten, die
de aandacht vragen. In de wet van 1907 wordt reeds terstond het stelsel, volgens’t welk
het beheer der monumenten plaats heeft, uiteengezet. Het eerste artikel luidt in letterlijke
vertaling als volgt:

»Art. 1. — De zorg voor de archaeologische en artistieke belangen wordt uitgeoefend
onder de directie van den minister van onderwijs, door middel van de volgende bureelen:

le. De superintendentiën voor de monumenten,

2e. » » » » opgravingen en archaeologische musea,

3e. » » » » musea van schilderijen, van middel-eeuwsche

oudheden, van moderne kunst en van kunstvoorwerpen in het algemeen.”

Om de hem toevertrouwde directie uit te oefenen heeft de minister een centraal
bureau ingesteld, aan het hoofd waarvan Corrado Ricci geplaatst is als »directeur generaal
der oudheden en schoone kunsten,” onmiddellijk onder den minister.

Art. 3 omschrijft de bevoegdheid en den gezagsomvang der superintendenten : Onder
de superintendenties der monumenten ressorteert niet alleen het toezicht op en de ver-
zorging van de monumenten, welke openbaar eigendom zijn, doch ook de waakzaamheid
(»vigilanza”) over alle, die zich in particulier bezit bevinden, en dat in dier voege als bij
de wet op de zaken van oudheid en kunst is bepaald.

Art. 14 noemt achttien superintendenties voor de monumenten; welk aantal in 1909
met een afzonderlijke superintendentie voor Pisa werd vermeerderd.

64
 
Annotationen